Van alle gezondheidsgerelateerde discussies waar ik me de
afgelopen jaren in heb gemengd, via blogs, twitter of facebook, is de discussie
over borstvoeding degene waar veruit de meeste emoties een rol spelen. Je kind
wel of niet vaccineren is een wetenschappelijke vraag, waar vaak emotioneel op gereageerd
wordt, maar dat is nog niets bij de keuzes die moeders maken voor de voeding
van hun baby en de reacties die dat loslaat bij andere moeders en
gezondheidsprofessionals.
Twee kampen
Het is jammer dat de discussie wordt gekaapt door twee
kampen. Voor niet-ingewijden een korte samenvatting. Het ene kamp wordt gevormd
door de mensen die willen dat íedereen zo lang mogelijk borstvoeding geeft, en
ze daarbij willen helpen door praktische tips en voorlichting (de
lactatiekundigen). Zij hebben ervoor gezorgd dat in er voorlichting voor
zwangere vrouwen is over borstvoeding, dat iedereen weet dat moedermelk het
beste is, en dat het grootste deel van de Nederlandse vrouwen (80%) bij de
geboorte start met borstvoeding geven (
link).
Veel meer dan enkele decennia geleden. Dat daar enkele maanden later nog maar
minder dan de helft van over is, daar willen ze ook wat aan doen. Door
voorlichting, bewustwording, en hun strijd tegen het andere kamp: de grote boze
commerciële fabrieken.
Aan de andere kant dus de fabrikanten van flesvoeding. Dit
zijn commerciële bedrijven, dus hun primaire doel is natuurlijk het maken van
winst. Maar daarnaast doen zij hun best om een mooi product te maken, dat flink
is verbeterd de afgelopen decennia en doen zij continu onderzoek (vaak in
samenwerking met universiteiten) naar de samenstelling van moedermelk, het
zoeken naar bestanddelen van moedermelk, en het produceren van die nieuwe
componenten om de flesvoeding nóg beter te maken. Maar de industrie heeft een
slechte naam gekregen door agressieve marketingcampagnes in
ontwikkelingslanden (o.a. in de jaren ’70 -
link), waar
kinderen letterlijk de dupe van zijn geworden. De fabrikanten werken dan ook
onder strikte regels voor de reclame over en het uiterlijk van hun producten
(de WHO-code “
International
Code for the Marketing of Breast-Milk Substitutes” uit 1981 die reclame
voor kunstvoeding verbiedt). Maar verder doen zij waar de markt om vraagt:
poedermelk voor baby’s produceren.
Voor het pro-borstvoedingskamp (niet in het minst de fanatiek borstvoedende moeders) zijn deze fabrikanten
slechteriken. Zij zouden niets anders doen dan moeders verleiden om hun poeders
te kopen, ten koste van borstvoeding. Ze gebruiken slinkse trucs om de
marketingregels te omzeilen. Deze praktijken worden zó vies gevonden, dat veel borstvoedingsfanatici de merknaam van het meest verkochte melkpoeder niet uit durven
spreken. Het N-woord, wordt het genoemd (voor niet-ingewijden: Nutrilon dus).
De werkelijkheid
Het kamp wat in dit debat nooit wordt genoemd is de
werkelijkheid. Zoals gezegd begint 80% van de vrouwen met borstvoeding. Maar
wat in de natuur zo makkelijk lijkt, lukt lang niet iedereen zo snel. Veel
vrouwen worstelen in het begin met een baby die niet goed aanhapt, pijnlijke
tepelkloven, borstontstekingen, te weinig voeding en andere problemen.
Opstartproblemen, die volgens veel borstvoedingsaanhangers te overwinnen zijn als je maar
doorzet. Volgens hen is bij slechts 5% van de vrouwen een zodanig probleem dat
ze echt geen borstvoeding kunnen geven. Daar worstel je dus door, met je
pijnlijke borsten, je hongerige kind die niet genoeg voeding krijgt en daardoor
slapeloze nachten. Totdat manlief, ook dodelijk vermoeid, roept: en nu ga ik poedermelk
halen. Kind krijgt de fles, iedereen slaapt heerlijk, de rust is teruggekeerd.
En weer een borstvoedingsmoeder verloren.
Wat jammer is dat deze vrouwen een schuldgevoel aangepraat
krijgen, vaak juist door andere moeders. “Je hebt het niet geprobeerd”. “Je had langer moeten doorzetten”. En
de dooddoener: “Je lijf heeft een heel kind gemaakt, dan kan het ook heus wel
een beetje melk maken”. Vast wel, maar toen even niet. Zij zijn blij dat
flesvoeding bestaat en roepen dat “hun kind er niet zou zijn zonder
Nutrilon”. Wie heeft er gelijk? Niemand?
Of beiden?
Een andere werkelijkheid is dat veel vrouwen na een paar
maanden voeden, als de start van het werkende leven weer in zicht komt, stoppen
met borstvoeding. In de Nederlandse wet zijn regels dat iedereen onder werktijd
melk mag afkolven, tot wel een kwart van de werktijd. Maar in werkelijkheid is
dat niet voor iedereen even makkelijk. Lesgeven, diensten draaien, opereren, afspraken
plannen, congresbezoek – het wordt flink lastig als je iedere dag twee of soms
drie keer moet kolven. “Het mag” is makkelijker gezegd dan gedaan. Ook het
overal mee naartoe slepen van je kolfspullen is een gedoe – ik ben meer dan
eens in mijn lunchpauze naar huis gefietst omdat ik weer eens één van de 10
onderdeeltjes was vergeten. Ja, kolven mag, maar er moet ergens ook gewerkt
worden.
Oplossingen?
De oplossing volgens mij? Twee punten. Ten eerste: meer hulp
voor net bevallen vrouwen. Direct na de geboorte. Niet door een drukke
verpleegkundige in het ziekenhuis die ‘wel even je kind aan de borst legt’ maar
een zorgprofessional die alles weet van borstvoeding. Die je echt kan helpen
met goed aanleggen, waardoor die opstartproblemen niet optreden. Die in de
kraamweek terugkomt om te kijken hoe het gaat, en desnoods, op aanvraag van de
kraamhulp vaker. En die niet alleen de ene kant van het verhaal vertelt, hoe goed borstvoeding is, maar ook de andere kant, dat het
soms best pittig is en je als vrouw doorzettingsvermogen moet hebben. Die je steunt als je toch moet opgeven (wat de meeste lactatiekundigen gelukkig doen). Die paar consulten kosten
max. 150 euro per kind. Dat haal je er als moeder makkelijk uit: in het eerste
jaar ben je snel al 500 euro aan flesvoeding kwijt. Of het komt gewoon in het
basispakket.
En een tweede oplossing: langer zwangerschapsverlof. De
getallen zijn duidelijk: in landen waar langer verlof is, geven vrouwen langer
borstvoeding (
link).
Als het verlof naar 6 maanden zou gaan, zullen veel meer baby’s de 6-maanden-norm
van de WHO halen. En daar zou het het borstvoedingskamp toch om te doen moeten
zijn, toch?
Kortom, het zou goed zijn als het pro-borstvoedingskamp zich
druk zou gaan maken om primaire benodigdheden voor jonge moeders:
lactatiekundige zorg bij de bevalling én langer zwangerschapsverlof. Ik denk
dat daar veel meer borstvoedingswinst uit te halen is dan het afzetten tegen
afbeeldingen van baby’s met flessen in kindertijdschriften, het boos worden op
het consultatiebureau als die er bij een dikke baby vanuit gaan dat ze te veel
flesvoeding krijgt en het zich afvragen of de schaarste in babyvoeding in de
schappen misschien wel een verkapte marketingstunt is. Juist die acties maakt
de fanatieke pro-borstvoedingsadvocaten tot de
borstvoedingsmafia
waaronder ze bekend zijn, een term die de zeker de professionals, de hardwerkende (vooral) vrouwen die het beste voor iedere baby (en moeder) willen, niet verdienen.
Misschien ten overvloede: ook ik ben
vóór borstvoeding omdat het nou eenmaal het allerbeste is voor het kind, maar ik steun ook initiatieven om een groot deel van de moeders (die nou eenmaal flesvoeding geven) wat minder in een slecht daglicht te zetten, zoals deze recent opgezette website: http://flesvoeding.org/ .