Bessensap is het jaarlijkse evenement georganiseerd door de Nederlandse Wetenschappelijke Organisatie (NWO) en de Vereniging van Wetenschapsjournalisten, waar onderzoekers en pers elkaar ontmoeten. Als zowel onderzoeker als journalist waren Lucas en ik hier bij. In het Museon in Den Haag was het een interessante dag vol verse wetenschap, debatten en kijkjes in journalistieke keukens, met als uitsmijter de uitreiking van de Spinozapremies van 2011, de hoogste wetenschappelijke onderscheiding van Nederland.

Eén van de vele presentaties was van Arnoud Greidanus, toproeier van de Nederlandse equipe (wereldkampioen in 2007) én promovendus bij de TU in Delft. Al eerder schreef ik over hoe de wetenschap Nederland moet helpen aan de ambitie om bij de top-10 van de sportlanden te gaan horen. De organisatie InnosportNL werkt hiervoor samen met universiteiten om wetenschappelijk onderzoek toe te passen in de dagelijkse praktijk van sporters, met als doel om sneller, beter of hoger te gaan dan de concurrent en volgend jaar tijdens de Olympische Spelen in Londen nóg meer medailles binnen te slepen.

Ondanks het feit dat de Nederlandse “vier” in 2008 grote kanshebber was op een medaille, lukte het de roeiers niet om de finale te bereiken. De schuld werd gelegd bij het wier, dat mogelijk aan de boot was blijven plakken (zie bijv. hier). Dat laten de roeiers zich natuurlijk niet nog een keer gebeuren, en wetenschappers uit Delft gaan hierbij helpen. Arnoud Greidanus vertelde in zijn presentatie over nieuwe technologie die ervoor kon zorgen dat de Nederlandse roeiers volgend jaar in Londen wél die felbegeerde medaille kunnen winnen.

Het oppervlak van de roeiboot beïnvloed de wrijving met het water en daarmee de snelheid. Met minder wrijving kan zomaar tot één seconde winst gemaakt worden op een olympische race. Dit lijkt weinig, maar aangezien de winnaar soms op een foto-finish moet worden bepaald, met verschillen van 0,1 seconde, is dit behoorlijk. Verschillende methoden voor wrijvingsreductie zijn ontwikkeld, zoals kleine luchtbelletjes, een soort haaienpak aan de buitenzijde van de boot en speciale hydrofobe (waterafstotende) en hydrofiele (wateraantrekkende) producten die op de boot worden gespoten. Hier zitten echter wat keerzijden aan: de luchtbelletjes werken goed in het laboratorium, maar zijn in de praktijk niet echt toepasbaar op roeiboten. De haaienvellen werken goed maar zijn, net als de haaienpakken van zwemmers, verboden bij wedstrijden. De hydrofobe/fiele producten worden wél toegepast, en deze werken ook. Voornamelijk omdat ze kleine krasjes in de boten kunnen opvullen, en er voor zorgen dat er minder vuil aan de boot blijft hangen. Dat zorgt voor minder wrijving dus voor meer snelheid.

De onderzoekers in Delft gaan nu een stapje verder met super-hydrofiele en hydrofobe coatings die nóg beter zijn. Hierbij baseren ze zich op voorbeelden uit de biologie, zoals de (ruwe) bladeren van de vrouwenmantel, waar altijd zo mooi druppels water op blijven liggen als het geregend heeft. Door een optimale combinatie van de waterafstotende eigenschappen van de plant en zo min mogelijk ruwheid zullen deze nieuwe producten ervoor zorgen dat er bijna helemaal geen vuil meer aan de boten zal blijven hangen. Volgens Greidanus kunnen de roeiers dus zonder problemen met wier afstevenen op die felbegeerde medaille. Helaas zal het product voor Londen nog niet uitontwikkeld zijn, dus moeten ze tot de volgende spelen wachten om het echt in de praktijk te kunnen toepassen.

Het is mooi om te zien hoe Greidanus zijn passie (roeien) combineert met wetenschappelijk onderzoek. Ik vind nog steeds de ambitie om Nederland in de Top-10 van sportlanden te krijgen een beetje ambitieus. Maar dit onderzoek heeft ook nog andere toepassingen; in de toekomst kunnen ook scheep- en luchtvaart profiteren van dergelijke gelen en coatings, waardoor met minder energie dezelfde transporten gedaan kunnen worden. Wetenschap helpt hierbij dus niet alleen de olympische droom.

Dit artikel verscheen op wetenschapsblog Sciencepalooza