vrijdag 30 april 2010

Digestion of the 2010 Postdoc Retreat

If I would have to summarize the past Postdoc-retreat in Heeze in one word, it would be: ENERGIZING! Talking to so many young scientists with similar questions as I had, and listening to people who are happy about their career was very inspiring!When I signed up for the retreat, I wasn’t sure about staying in science, and if not, what I would do else. In the past few months I spent time thinking about this, talking to people, looking into organizations that I would be interested in to work for etc. Just before the retreat, I had made up my mind: after this post-doc I would do something else. I would be either a teacher, or a science communicator, or both. But I wanted to keep my mind open for other possibilities during the retreat.

We listened to two inspiring established scientists, and although I love science, the thing that became most clear to me was: I am not like them... The enormous drive, passion for research, the will to dive very deep into one subject… I don’t really have that, and never had. I am not a bad researcher, but just not a REAL scientist. So for me it would not be the right way to pursue a career in science.

We heard the story from a scientist who started his own spin-off based on his results, and also from someone who helps other researchers with translating their results into products via  a technology-transfer office. I like to translate science in something with a practical purpose but I didn’t make any major discoveries that could be used. But helping other scientists with this might be an interesting way to go, although my commercial skills are not very developed...

Also a few major players in the pharmaceutical/biotech industry were invited. What came up as a PRO of working for a company was the team-spirit, something the speakers had missed during their scientific career. I also sometimes miss the contact with other during working alone on my project. But I don’t really want to do labwork anymore and the strong competition in industry is something I probably won’t like. So although I think a career in industry would be a nice one, I don’t think this is the right way to go for me.

And then, on the last day, the topic was ‘Your impact on society’. Together with people from science communication and industry, we discussed about our role as scientists in educating the public. About how to prevent media-catastrophes like the controversy on the HPV-vaccine and the doom-stories about the Mexican flu. About how to get schoolchildren in contact with science. About how to change the general idea about science…  During those discussions I forgot about my tiredness after 3 days of retreat and had to stop myself from taking the microphone every 5 minutes. It was clear: this is what I want to do! I want to tell others about science, to make the public aware about how great science is, to stop the popular media from writing nonsense about science, to make schoolchildren get in contact with science at an early age, to teach science, to write about science…. But I don’t have to do the science myself any more.

So this will be my next career step! Although it might sound clear, it is not simple to translate my desires into a paid job. Science communication is mainly being done on the side by scientists themselves (which is also what I’m doing now). So to really make this next career step I can’t just react on a job application, no, I will have to use my network to explore this option and I am aware that this may take some time. Hopefully this will lead to a job at one point…  So during the retreat I strengthened the idea that I already had for my future career, made it clearer and also expanded my network in the field of science communication. PCDI: Thanks for that! And you: Stay tuned, I will keep you updated via this blog about the progress I’m making.


- This blog was first posted on PCDI's community blog - 

donderdag 8 april 2010

Genetische onzin

Dagelijks worden door onderzoekers nieuwe gen-variaties ontdekt die mogelijk betrokken zijn bij allerlei ziektes, uiterlijke kenmerken en gedrag. Soms worden deze ontdekkingen door de (populaire) media volledig uit hun verband getrokken. Vier opmerkelijke ‘krantenkoppen’ op nu.nl.

In deze studie kregen 150 studenten een vragenlijst over hun liefdesleven, vervolgens werd de variatie in genen betrokken bij het immuunsysteem bekeken. Vrouwen met veel variatie in het MHC (major histocompatibiliteit)-gen zouden meer bedpartners hebben gehad. Het gaat hier dus niet om een “gen voor aantrekkelijkheid”, maar om variaties in een gen die kunnen leiden tot kleine verschillen in het uiterlijk en de geur van zweet, waardoor vrouwen misschien iets aantrekkelijker zouden zijn. Het is jammer dat nu.nl geen aandacht besteed aan het feit dat veel variatie in het MHC-gen zorgt voor een betere algehele gezondheid. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dus eigenlijk dat gezondere vrouwen aantrekkelijker zijn…
 
In deze studie, gepubliceerd in het gerenommeerde tijdschrift “The American Journal of Human Genetics”, volgden Britse onderzoekers 5000 tweelingen. Zij ontdekten variaties in het trichohyaline-gen dat kan voorspellen of iemand steil of krullend haar zal krijgen.
Maar wat die föhn er mee te maken heeft? De praktische toepassing van dit onderzoek ligt meer in de richting van de forensische biologie, waarbij haren en DNA-sporen daders in een misdrijf kunnen helpen opsporen. Het krijgen van krullend haar door gentherapie is een droom voor cosmetische bedrijven, maar blijft toekomstmuziek, terwijl op nu.nl wordt gesuggereerd dat we door een pil ons kapsel kunnen veranderen…
“Gen beïnvloedt bindingsangst bij mannen”
De Zweedse onderzoekers namen bij heteroseksuele mannen vragenlijsten af over hun relaties en liefdesleven. De uitkomsten hiervan vergeleken ze met variaties in een gen dat betrokken is bij de werking van het hormoon vasopressine, dat bij muizen invloed heeft op seksueel gedrag. Het resultaat, gepubliceerd in het hooggewaardeeerde tijdschrift PNAS, was dat mannen met meer kopieen van een variant van dit gen minder vaak langdurig getrouwd waren, en vaker relationele crises hadden. Ook de mening van hun partner over de relatie was gerelateerd aan het aantal kopieen van de gen-variatie. De onderzoekers zeggen dat op basis van de genvariatie niet voorspeld kan worden of iemand een goede partner zal zijn – geen item op datingwebsites dus. De term ‘bindingsangst’ is erg ver gezocht, en de titel is een duidelijk voorbeeld van genetische onzin. 

Deze ‘krantenkop’ suggereert dat Amerikaanse jongeren een gen hebben waardoor ze gekleed in afzakkende broeken’s nachts met pistolen door achterbuurten van grote steden trekken. De werkelijkheid is natuurlijk veel subtieler: bij een gezondheidsstudie in Florida werd aan 2000 jongeren onder andere gevraagd of ze ooit bij een bende hadden gezeten en of ze wapens hadden gebruikt. Deze resultaten werden vergeleken met de activiteit van Monoamine Oxidase A (MAOA), een gen dat al in verband was gebracht met asociaal gedrag. Mannen met een lage MAOA-acitiveit waren vaker lid (geweest) van een bende en gebruikten vaker wapens. Er is dus geen gangster-gen ontdekt maar een gen-variatie geassocieerd met crimineel gedrag.
Het moge duidelijk zijn dat in slechts één van deze stukjes het gaat om de ontdekking van een ‘nieuw’ gen dat betrokken is bij een uiterlijk kenmerk, in de andere gevallen werden nieuwe relaties gelegd tussen genvariaties en een bepaald gedrag.

De ‘spannende’ titels van de artikelen trekken de aandacht van de internetter, maar echt aandachtig worden deze waarschijnlijk niet gelezen, gezien de korte bezoektijd aan dit soort websites. Zo wordt het onjuiste beeld geschapen dat er voor elk gedrag een ‘gen’ bestaat. Nu.nl wil dus duidelijk lezers trekken en is minder geinteresseerd in de echte wetenschap. Jammer voor een zeer goed bezochte website die een rol zou kunnen spelen in een beter begrip van genetica bij het algemene publiek.
Dit stuk is origineel gepubliceerd op wetenschapsblog Sciencepalooza

donderdag 1 april 2010

Introduction


After racing through secondary school, University and PhD I found myself in my first real post-doc at the age of 28 and realized that I needed to take a step at my place to reflect on my past and decide which route to take for the rest of my career. Will it be it the freedom and joy of science, but including the endless struggle for money, the uncertainties about positions and the crazy work hours; or will I change to a more stable job that might be (or not…) less challenging?

I considered ‘leaving’ science at the end of my PhD but decided to continue with a post-doc because the ‘other options’ I had were quite vague and none seemed  to be as challenging as science. But during the first year of my post-doc the doubts came back. This was when I came across PCDI and signed up for the Post-doc retreat. And that I started to realize that science is great, but that it doesn’t have to be me who makes the great discoveries. Attending the retreat, keeping my eyes open on other careers linked to science and taking action to do other things next to working in the lab gave me ideas about what I really wanted.

At the moment my projects as a post-doc are actually working out well, I supervise students, I do some teaching, I write blogs for Sciencepalooza, I organize an event with our Department aiming to win the Academische Jaarprijs and I am in the organizing committee of PCDI's Postdoc Retreat 2011. As I actually enjoy all the other things more than really doing the science, I don’t think I will try to set up my own lab and make great discoveries. – I want to be teaching, talking and writing about science, organizing public events and participating in initiatives to bring science to the public. Now I just have to find the job that fits it all… or maybe I already have that job…?

In my blog you can read about all the steps I’m taking to find the perfect career in science communication.

- This blog was first posted on PCDI's community blog -