Computermodel van energieomzetting in atleet
Veel dappere fietsers
beklommen afgelopen maand de Alpe d’Huez, niet één maar soms wel zes keer. Dat
ze het warm hebben gekregen lijkt me duidelijk, maar hoe warm wordt een lichaam
precies bij zo’n topprestatie? Dit valt nu te berekenen met behulp van een
computermodel, gemaakt door onderzoekers van het VUMC in Amsterdam.
De onderzoekers hadden
een uitnodiging ontvangen van het tijdschrift Philosophical Transactions of the Royal
Society, die een themanummer wilden maken over de virtuele fysiologische mens.
De vraag was of het mogelijk was om een simulatie van een sportende persoon te
maken in de computer. De onderzoekers namen deze uitdaging met beide handen aan
en kozen voor een
computermodel van fietsprestaties. Ze concentreerden zich hierbij op Lance
Armstrong, de eens zo fameuze maar nu met dopingverhalen omgeven wielrenner en
triatleet. Zijn topprestatie op de Alpe d’Huez in 2001, waarin hij in 39
minuten en 41 seconden de 1839 meter hoogteverschil bedwong, vormde de basis
van het model.
De onderzoekers kozen
voor Lance Armstrong omdat al zijn fysiologische gegevens ooit zijn gemeten
door een sportfysioloog in Austin en zijn gepubliceerd. Zo hoefden de onderzoekers geen
nieuwe metingen te doen. Om het
computermodel te maken, verdeelden
de onderzoekers het lichaam van Lance in 4 lagen: de kern, de spieren,
vetweefsel, en de huid. Ze berekenden dat voor zijn geweldige tijd in 2001,
Lance, inclusief rol- en luchtweerstand, 450 watt nodig gehad om te fietsen, en
produceerde hij 1600 watt warmte. Meer dan driekwart van de energie
geproduceerd door de spieren wordt dus omgezet in warmte.
Vervolgens stopten de
onderzoekers al deze gegevens in het model en simuleerden zij de warmte van
Lance op verschillende momenten – voor de start, net na de start en aan het
einde van de klim. Ze zien in dit model dat de temperatuur van de huid eerst
daalt door de wind, maar daarna warmer wordt door de warmteproductie van de
beenspieren. De beenspieren worden uiteindelijk bijna 40 graden, maar ook de
temperatuur in de hersenen stijgt naar een koortsachtige 39 graden Celcius. Bij
41 graden hersenwarmte krijgt een normaal mens een hitteshock. De reden dat
Lance Armstrong wel zo hard kan fietsen en wij niet, is waarschijnlijk dat
Lance een zodanig vermogen tot zweetproductie en acclimatisatie heeft dat hij
zijn hoofd koel kan houden. Daarbij berekenen ze dat voor dit alles een enorm
hoge zuurstofopname nodig is van 5,9 liter per minuut (bij een gemiddeld mens
is de maximale zuurstofopname zo’n 3.5 liter per minuut).
De onderzoekers
plaatsen natuurlijk de kanttekening dat dit maar een model is, en ze de
werkelijke temperaturen niet hebben gemeten, maar het zal elkaar niet veel
ontlopen. Dit onderzoek had dus vooral
een theoretisch nut: aantonen dat je een heel mens in een computermodel kunt
stoppen. Maar in de toekomst kan het model bijvoorbeeld gebruikt worden voor
het simleren van warmte van gewone mensen die een bizarre prestatie gaan
leveren, en kan op basis hiervan eventueel sportadvies gegeven worden.
Dit onderzoek werd gepresenteerd door onderzoeker Hans van
Beek op Bessensap, het jaarlijkse “wetenschap ontmoet de pers”- evenement in
Den Haag. Zie voor meer informatie over het onderzoek de website van het
VUMC.