In
2004 werd voorspeld dat in de toekomst vrouwen sneller zouden zijn dan mannen op de 100 meter sprint (zie
bijvoorbeeld hier). Dit zou gebeuren op of nabij de
Olympische Spelen van 2156: de vrouw in kwestie zou de 100 meter in 8,079
seconden afleggen, tegenover een man in 8,098 seconden. Een miniscuul verschil
maar genoeg voor een grote overwinning van het vrouwelijke geslacht. Dit werd
voorspeld omdat de toptijden van vrouwen de afgelopen jaren sneller gedaald
waren dan de mannelijke toptijden. Als deze trend voort zou zetten, zouden dus
in 2156 de eerste vrouwen de mannen voorbij lopen. Het onderzoek werd toen al
met de nodige scepcis ontvangen, en er verschenen al meerdere studies die lieten
zien dat het de verschillen tussen mannen en vrouwen niet steeds kleiner
werden, maar deze "gender gap” aan het stabiliseren is (zie bijvoorbeeld een
commentaar op de website van Nature).
Ook onderzoekers
van de faculteit Economie uit Maastricht geloofden niet dat vrouwen ooit
sneller zullen worden dan mannen. Zij bekeken het verkleinen van de “gender
gap” echter vanuit een heel andere persperctief: de economie. De onderzoekers
selecteerden tien sportonderdelen waarin het verschil in prestatie tussen
mannen en vrouwen de afgelopen decennia duidelijk kleiner is geworden: 100
meter sprint, 800 meter sprint, de marathon, hink-stap-sprong,
polsstokhoogspringen, verspringen, hoogspringen, 100 en 1500 meter zwemmen (vrije
slag) en 500 meter schaatsen. Ze berekenden bij al deze onderdelen de “Gender
World Record Ratio” (GWRR) – de verhouding tussen de mannentoptijd en de
vrouwentoptijd (of de vrouwenafstand en de mannenafstand bij ver- en
hoogspringen).
De onderzoekers ontdekten een patroon in de snelheid
van de vrouwelijke inhaalslag bij verschillende onderdelen, er waren twee duidelijk
verschillende trends waar te nemen. Bij zes onderdelen (100 meter sprint,
hoogspringen, verspringen, en de zwem-en schaatsonderdelen) verliep de
GWRR-toename volgens een rechte lijn, die de afgelopen jaren afvlakt. Bij de
vier andere onderdelen, (800 meter sprint, hink-stap-sprong, marathon en
polsstokhoogsrpingen) zagen de onderzoekers dat de toename van de GWRR-ratio
verliep volgens een S-vormige curve: de inhaalslag van de vrouwen verliep eerst
heel snel, en vlakt daarna ook af (zie in onderstaand plaatje).
Figuur 1 van het artikel: links een
lineaire toename van de GWRR, rechts een S-vormige curve, in beide curves is de
afvlakking duidelijk te zien.
Dit verschil
tussen een lineaire en S-vormige toename is volgens de onderzoekers economisch
te verklaren. Bij veel sporten heeft het namelijk behoorlijk lang geduurd
voordat vrouwen mee mochten doen met de olympische spelen. Marathonlopen,
bijvoorbeeld, werd pas in 1984 een Olympisch onderdeel voor vrouwen, de
hink-stap-sprong in 1996 en polsstokhoogspringen pas in 2000. Dit zijn precies
de onderdelen die een S-vormige toename in GWRR laten zien. Pas jaren na de sociale
acceptatie van deze sporten voor vrouwen werd de snelle toename geobserveerd.
De
onderzoekers maakten vervolgens een “human capital model”, dat in de economie
veelvuldig wordt gebruikt om salarisverschillen tussen mannen en vrouwen te
verklaren. Dit houdt in dat pas als het sociaal geaccepteerd wordt voor vrouwen
om deel te nemen aan bepaalde activiteiten (zoals betaald werk, of een marathon
lopen), er eerst slechts een aantal vrouwen dit echt gaat doen. Pas later volgt
de grotere massa. Er is investering (“human capital”) van een hele groep nodig
is om tot een topprestatie van één persoon te komen. Daarom zijn er meerdere
jaren nodig om de werkelijke inhaalslag te voltooien. In het geval van sport
kun je denken aan specifieke trainingsprogramma’s voor vrouwen,
wetenschappelijk onderzoek naar prestaties van vrouwen en toeapassing hiervan
in de training. Zo duurt het dus vele jaren nadat de eerste vrouw een marathon
loopt, voordat vrouwen over de hele linie beter gaan presteren.
De onderzoekers
berekenden aan de hand van dit model hoe lang het zou duren na het toestaan van
een sport voor vrouwen tot er nieuwe wereldrecords gebroken zouden worden. Voor
het polsttokhoogspringen komen ze precies uit bij de jaren die het duurde van
de invoering van de sport voor vrouwen tot het afvlakken van de S-curve,
kortom, het moment dat de GWRR-ratio niet meer verder toeneemt.
Dus,
concluderen zij, nu de sociale verschillen tussen mannen en vrouwen bij de
meeste sportonderdelen zijn weggevallen en er genoeg jaren overheen zijn gegaan
voor vrouwen om zich optimaal te ontwikkelen, zullen de verschillen tussen
mannen en vrouwen niet meer kleiner worden. Dus in 2156 zal er gewoon een man
de 100 meter sprint winnen, helaas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten