zondag 10 november 2013

Sporten is gezond. Maar is een ultraloop dat ook?

Dit is de derde aflevering van de Tribune vragenrubriek, waarin de vragen over wetenschap & sport van clubgenoten van triathlonvereniging GVAV te Groningen beantwoord. 


De vraag van deze maand rees op een septemberavond in de kleedkamer van het Helperbad. Er werd gesproken over een bijlage bij de weekend-NRC (voor de NRC-lezers: de Lux) die geheel gewijd was aan hardlopen. In de krant stonden artikelen over fanatieke marathonlopers die meerdere marathons per jaar lopen, trailrunners die op ruig terrein rennen, ultralopers die wedstrijden van soms wel 100 kilometer lopen, en andere ‘bijzondere’ hardlopers. De vraag rees bij enkele zwemmers: zijn ultralopen wel gezond om te doen? Is het wel goed voor een lichaam om wedstrijden te lopen van meer dan 50 kilometer, soms door zeer zware of barre omstandigheden?

De vraag is niet makkelijk te beantwoorden. Er bestaan geen of weinig studies waar de gezondheid van ultralopers vergeleken wordt met die van ‘gewone’ hardlopers. Dat sporten gezonder is dan niet-sporten, dat lijkt duidelijk, maar té veel is ook meestal niet goed. In 2012 schreven Britse cardiologen een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift Heart over hun angst dat er mensen zijn die denken dat meer altijd beter is. In het artikel proberen ze die mythe te ontkrachten met wetenschappelijk bewijs; namelijk dat extreme inspanningen lang niet altijd goed voor je zijn.

In 2010 presenteerden onderzoekers uit Canada op een congres er een studie waarin zij hadden ontdekt dat het lopen van marathons kan leiden tot schade aan het hart. In oktober van dit jaar publiceerden de Canadezen hun onderzoek in een wetenschappelijk tijdschrift, (zie ook dit artikel op nu.nl). In deze studie werd het hart van 20 ‘recreatieve’ marathonlopers voor, vlak voor en vlak na de marathon onderzocht met behulp van MRI-scans. De onderzoekers zagen dat de meeste lopers vlak na de marathon schade aan het hart hadden opgelopen. Dit was schade aan de hartspier vergelijkbaar met wat er gebeurt bij een hartaanval. Daarnaast waren ook de niveau’s van troponine, een hartenzym dat alleen maar actief is bij hartschade, behoorlijk hoog. De onderzoekers zagen dat minder getrainde lopers meer schade aan het hart opliepen. Een aantal proefpersonen werden na drie maanden nog eens onderzocht, en gelukkig bleek de meeste schade toen weer hersteld. Een marathon lopen is dus wel degelijk schadelijk voor het hart, maar die schade is wel omkeerbaar. Meestal.

Want, als je binnen een korte tijd wéér een marathon loopt, denken verschillende artsen, zal de schade misschien nog niet helemaal hersteld zijn. Dit kan leiden tot opstapeling van de hartschade, zoals veel littekenweefsel of stijfheid van het hart. Ook bij inspanningen die groter zijn dan een marathon, zoals een ultraloop van 50-100 kilometer, zal er meer van die schade aan het hart ontstaan. Veel artsen pleiten er dan nu ook voor dat als je een marathon of een hele triathlon wilt doen, je er het beste ééntje kunt doen (of een paar), en zorgen dat je goed getraind bent als je aan de start verschijnt. Ze raden aan om na die marathon vervolgens weer een “gezonder” sportpatroon aan te nemen. Volgens hen is dat regelmatig sporten, maar niet meer dan 30 tot 50 minuten per dag.

Volgens een oud-hollands gezegde is alles waar “te” voor staat niet goed. Loop vooral die marathon, maar geen zes per jaar. En voltooi ook niet vijfentwintig jaar lang ieder jaar een hele triathlon. En denk nog eens een extra keer goed na voordat je je gaat storten op een ultra-marathon. Sport verstandig, sport met mate.



woensdag 16 oktober 2013

Doortrainen als je verkouden/ziek bent... wel of niet doen?

Met de herfst weer voor de deur zal ook menig sporter verkouden worden, of erger. Funest natuurlijk voor de conditie, maar als je door je ziekte ook nog trainingen moet missen, wordt het alleen maar erger - althans, dat denken veel sporters. Veel mensen trainen daarom gewoon door met een flinke verkoudheid, met excuses als “door frisse lucht ga ik me beter voelen” en “sporten brengt de bloedsomloop op gang, dus ben ik sneller van mijn verkoudheid af”. Is dit waar, of zijn dit redenen die sportverslaafden gebruiken om tóch te trainen als je eigenlijk op de bank moet zitten om te herstellen? Ook Arine vroeg dit zich af, en voegde daar een andere bekende hardlopers-mythe aan toe: “Wat betreft doortrainen als je ziek bent: klopt het 'boven je nek doortrainen, daaronder rusthouden'?”

Ik probeerde het uit te zoeken, en kwam erachter dat de “nek”-regel (wanneer je last hebt van symptomen ónder de nek (bronchitis, longen, etc.) moet je niet doortrainen, bij een neusverkoudheid of sinisitus kan het wel) misschien wel meer is dan alleen een mythe. Die “nek”-regel wordt door meerdere sportwetenschappers aangehangen:. Er lijkt ook experimenteel wetenschappelijk bewijs voor te zijn. Een sportwetenschapper uit Indiana, USA, heeft een experiment gedaan met hardlopers. Hij besmette 60 hardlopers opzettelijk met het verkoudheidsvirus, en liet de helft doortrainen en de andere helft op de bank zitten. Uiteindelijk was er tussen deze groepen geen verschil in hoe lang de verkoudheid duurde. Bij een andere studie vergeleek hij de sportprestaties van mensen die wel en niet verkouden waren, en ook daarin zag hij geen verschil. Maar zoals het vaker gaat bij medische kwesties zijn niet alle artsen het met elkaar eens. Een andere arts gebruikt de regel dat je met een flinke sinusinfectie 72 uur rust moet houden (ook als je geen koorts hebt), geplande training of niet. Wat de waarheid is, blijft onduidelijk.

Maar overe één ding zijn artsen het wel eens: met koorts moet je níet hardlopen. Koorts “eruit lopen” is ook een van de vele mythes die sporters gebruiken om geen training te hoeven missen. Andersom kan teveel trainen juist tot koorts en ziekte leiden. Uit meerdere studies is gebleken dat mensen die meer dan 60 mijl per week trainen, vaak chronisch verkouden zijn. Dit komt doordat zoveel trainen een flinke aanslag is op je immuunsysteem, waardoor je ieder voorbijvliegend virus (en dat zijn er nogal wat) oppikt.

Kortom: luister naar je lijf, en wees verstandig: ga lekker een avondje op de bank zitten als je je niet lekker voelt. Eén training missen heeft écht geen effect op je conditie, en kan écht geen kwaad voor de voorbereiding van die ene belangrijke wedstrijd. Rusten is net zo belangrijk als trainen, misschien zelfs wel belangrijker.

Maar beter: word gewoon niet ziek.

Een fijne herfst allemaal.           



Deze bijdrage verscheen in de maandelijkse vragenrubriek van de Tribune, het clubblad van triathlonvereniging GVAV te Groningen. 

vrijdag 20 september 2013

De beste prenatale test – alleen voor de rijken?

Nuchal_edema_in_Down_Syndrome
In Nederland krijgen vrouwen die net zwanger zijn bij de kennismaking met de verloskundige een foldertje mee met informatie over prenatale screening. Met een zogenaamde combinatietest kan bepaald worden of de foetus een verhoogde kans heeft op het syndroom van Down of twee andere ernstige aangeboren afwijkingen. De test bestaat uit een nekplooimeting met behulp van een gewone echo en het meten van een aantal bloedwaarden, vrij eenvoudig dus. De combinatie van de uitslag van deze twee tests geeft een risico op een kindje met een aangeboren afwijking. Wordt er een verhoogd risico ontdekt, dan is vervolgonderzoek met een vruchtwaterpunctie of vlokkentest noodzakelijk.
Prima geregeld, zou je denken, maar nu is het helaas zo dat de test nogal vaak een verhoogd risico aangeeft – namelijk bij één op de twintig vrouwen. Die kiezen vaak voor een vervolgonderzoek, en gelukkig blijkt dan dan slechts één van de 200 vrouwen een kindje met Downsyndroom verwacht. Al die andere 199 vrouwen zijn voor niets ongerust geweest en hebben zo’n vruchtwaterpunctie of vlokkentest gedaan. Helaas zijn die níet zonder risico –0,5 – 1 procent van die vervolgonderzoeken leiden tot een miskraam, terwijl het vaak om een gezonde foetus gaat! Andersom geeft de test ook vals negatieven: 1 op de 2000 vrouwen die een goede uitslag hebben van de combinatietest, krijgen tóch een kindje met het syndroom van Down.
Nobelprijswaardige doorbraak: NIPTGelukkig zijn er slimme wetenschappers op de wereld die een geweldig alternatief hebben gevonden voor deze rammelende en risicovolle testen. Al in 1997 werd ontdekt dat er in het bloed van een zwangere vrouw ook een heel klein beetje DNA te vinden is van haar foetus. Door de nieuwste genetische technieken is het mogelijk om dat hele kleine beetje DNA te isoleren uit het bloed van de vrouw en te onderzoeken op juist die grove afwijkingen die het syndroom van Down en de andere afwijkingen veroorzaken. In 2011 publiceerdenwetenschappers dat deze test inderdaad met een zeer grote nauwkeurigheid het risico op die afwijkingen kon voorspellen – zónder risico’s. Deze Non-Invasive Prenatal Test (NIPT) bestaat uit slechts één keer bloed prikken. Gyneacologen en genetici spreken van een revolutie, een van de grootste doorbraken sinds de invoering van de echoscopie, en voorspellen nu al een toekomstige Nobelprijs voor de bedenkers.
Ouderwetse wetten, ouderwetse testenMaar in Nederland valt prenatale screening, dus ook deze test, onder de wet op het bevolkingsonderzoek. Er is dus een vergunning nodig om de test in te voeren, en die is er voorlopig niet. Voor nu is de test in ons land verboden. Ook word er gemopperd over de prijs van de test: die ligt met zo’n 700 euro flink hoger dan de combinatietest die slechts 150 euro kost. Nederlandse vrouwen moeten het dus met de combinatietest en vaak het risicovolle vervolgonderzoek doen.
Veel slimme Nederlandse ouders laten zich echter niet onderwerpen aan zulke ouderwetse praktijken en willen óók de voordelen van deze nieuwste wetenschappelijke doorbraak. Zij weten dat de test bestaat en kunnen de weg naar Belgische en Duitse ziekenhuizen probleemloos vinden. Daar vertellen artsen desgevraagd maandelijks vele Nederlandse stellen op consult hebben. Er zijn ook gyneacologen in Nederland die vrouwen zelf doorverwijzen naar België of Duitsland, voornamelijk als er op de combinatietest “iets” te zien is, en ze vrouwen de risico’s van vruchtwaterpunctie of vlokkentest willen onthouden. Minister Schippers floot eerder ziekenhuizen die bloed afnamen voor de NIPT terug, omdat het aanbieden van de test nou eenmaal bij wet verboden is. Gyneacologen zijn woest, en spreken van een absurd verbod. Ze zien de nieuwe test als een grote verbetering.
Duur en exclusiefNu moeten stellen een test in het buitenland nog uit eigen zak betalen. Diegenen die niet zomaar even 700 euro kunnen ophoesten, en dat zijn er velen, blijven veroordeeld tot de risicovolle testen van meer dan een decennium oud. De nieuwste, beste technologie blijft voorbehouden aan slimme, rijke ouders. De boze gyneacologen pleiten er ook voor dat zorgverzekeraars de test gaan vergoeden. Ik ben het daar roerend mee eens. Wellicht is het wat prijzig om de NIPT-bloedtest nu al aan alle vrouwen aan te bieden, maar waarom niet aan juist díe vrouwen die een ‘afwijking’ zien op de combinatietest? Hiermee voorkom je onnodige ongerustheid en miskramen. Daarnaast heeft het weinig zin een test te verbieden die vrouwen elders wel makkelijk kunnen krijgen, zoals Terry laatst al schreef. Dit kan alleen maar fraude in de hand werken en zorgt op deze manier voor ongelijkheid binnen het zorgstelsel. Het is toch absurd dat de gezondheidszorg in Nederland niet bij kan blijven bij de laatste wetenschappelijke doorbraken door bureaucratische regels, en dat de beste test alleen is voorbehouden aan de rijken?
Dit artikel verscheen op de website van Volkskrant Opinie voor Sciencepalooza

woensdag 11 september 2013

Big data helpt uw gezondheid

“Big Data” – de term kom je tegenwoordig overal tegen. Big Data heeft iets te maken met computers, met privacy, google doet er iets mee, en marketeers zijn er dol op. Maar wat Big Data precies is, is voor veel mensen niet duidelijk. Er is echter ook geen eenduidige definitie van Big Data. De term komt erop neer dat door het verzamelen van heel veel gegevens nieuwe inzichten verkregen worden en verbanden gezien worden die eerder niet opgevallen waren. En dat gaat niet alleen om het opsporen van terroristen of persoonsgericht reclame maken. Big Data gaat ook in de gezondheidszorg een grote rol spelen. Een recent Amerikaans onderzoek naar de ziekte van Alzheimer is hier een mooi voorbeeld van.
De ziekte van Alzheimer is een ongeneeslijke hersenziekte, en de grootste veroorzaker van dementie. Op dit moment zijn er in Nederland zo’n 140.000 Alzheimer-patiënten, en doordat mensen steeds ouder worden komen er steeds meer bij. De precieze oorzaken van de ziekte zijn nog niet helemaal duidelijk, maar dat erfelijkheid (genen) een rol spelen is wel aangetoond: Alzheimer komt vaak in families voor. Maar welke genen precies betrokken zijn bij het ontstaan van de ziekte, daarover tasten wetenschappers nog in het duister. Er is één gen, genaamd Apolipoproteïne E (ApoE), waarvan bekend is dat een variant (ApoE4) leidt tot een hoger risico op het ontwikkelen van Alzheimer, en een andere variant (ApoE2) leidt tot een lager risico. Welke biologische mechanismen daaraan bijdragen is nog niet tot in detail duidelijk.
Er is de afgelopen decennia door vele onderzoekers en artsen wereldwijd heel veel onderzoek gedaan naar de genetica van Alzheimer. Vele wetenschappelijke artikelen zijn verschenen waarbij het DNA van mensen met en zonder Alzheimer, en met en zonder de ApoE4-variatie tot in detail is geanalyseerd. Veel van deze gegevens zijn beschikbaar in publieke databases. De Amerikaanse onderzoekers maakten slim gebruik van die bestaande gegevens. Ze onderzochten welke genen aan of uit staan in een gebied in de hersenen dat betrokken is bij de ziekte van Alzheimer. Ze keken hierbij naar gegevens van drie groepen: gezonde mensen, Alzheimer-patiënten mét en Alzheimer-patiënten zónder de ApoE4-variatie.
De onderzoekers ontdekten dat bij Alzheimer-patiënten die het ‘normale’ ApoE-gen hebben, het aan/uit-patroon van de genen heel vergelijkbaar is met mensen die ‘gewoon’ oud zijn, terwijl het bij patiënten met de ApoE4-variant heel anders is. De onderzoekers identificeerden een aantal genen die specifiek aan staan bij patiënten met de ApoE4-variant. Verder onderzoek moet laten zien wat de rol van die genen precies is, maar zo is dus weer een klein extra puzzelstukje in deze ingewikkelde ziekte opgelost.
Deze studie is dus gebaseerd op bestaande gegevens, en niet op ingewikkelde, tijdrovende en dure experimenten, waarbij proefdieren, gekweekte cellen of moeilijk te verkrijgen patiëntenmateriaal nodig is. Om hun ontdekkingen kracht bij te zetten (en wellicht om het artikel in een hoog gewaardeerd tijdschrift gepubliceerd te krijgen), verifieerden de onderzoekers de gevonden resultaten tóch met behulp van experimenten. Hun met de computer gevonden resultaten bleken ook in het laboratorium te kloppen.
Zo zorgt Big Data ervoor dat de wetenschap wordt omgedraaid. Niet langer worden eerst experimenten gedaan, om vervolgens de gegevens te analyseren, maar worden met bestaande gegevens nieuwe inzichten verkregen die vervolgens experimenteel geverifieerd worden. Op deze manier kan onderzoek sneller, makkelijker en goedkoper, en komen we door Big Data heel veel te weten. Niet alleen over uw koopgedrag, maar ook over uw gezondheid.

vrijdag 6 september 2013

TRIbune vragenrubriek #1

Deze maand de eerste wetenschap & sport-bijdrage nieuwe stijl in de Tribune, waarbij júllie de vragen stellen en ik ze probeer wetenschappelijk te beantwoorden. De eerste vraag kwam van Gert Luinstra:

“Voor hardlopen is de trainingsmaatstaf je hartslag, voor fietsen het vermogen,voor zwemmen de critical swim speed. Omdat ik niet van de klokjes ben beweeg ik wat op gevoel. Ik ben geïnteresseerd in een vergelijking van die drie indicatoren. Je kan dan denken aan de Borgschaal maar mogelijk zijn er ook andere invalshoeken om een verband te leggen tussen de inspanning die je hardlopend, fietsend en zwemmend pleegt.”

Om te beginnen met het laatste: de Borgschaal. Dit is een schaal om aan te geven hoe zwaar een inspanning is. Dit wordt meestal weergegeven op een schaal van 6-20, waarbij 6 ‘licht’ is en 20 ‘zwaar’ (ongeacht of je een traint voor een Ironman of voor je allereerste 4 mijl). Door de Borg-score met 10 te vermenigvuldigen ontstaat een schatting van de hartslag tijdens die inspanning. Recent onderzoek bij 2500 sporters heeft laten zien dat de schatting behoorlijk dicht in de buurt komt van de werkelijke hartslag (zie hier). Het lijkt een ouderwetse methode, maar de Borschaal wordt, waarschijnlijk vanwege het gemak, nog veel gebruikt. Zo kun je dus bij benadering je inspanningen binnen een triathlon vergelijken.

Wat vergelijkbaar is bij alle duursporten, is dat verzuring (ook wel de ‘lactaat-drempel’ genoemd, de lactaat-concentratie in het bloed) de grens is tot waar je kunt gaan met je inspanningen. Om beter te worden moet je dus voor zowel zwemmen, fietsen als lopen zodanig trainen dat je de lactaat-drempel kunt verleggen. Als je altijd op een laag lactaatniveau traint, zul je nooit veel sneller worden. Echter, de enige manier om de lactaatconcentratie in het bloed te meten is door tijdens het trainen bloedsamples te nemen - niet erg praktisch dus. Voor alle sporten zijn er echter manieren om je lactaatdrempel te berekenen.

Bij zwemmen is dit de Critical Swim Speed (CSS). Deze kun je zelf berekenen door een 400-meter en een 200-meter-tijd op te nemen. Vervolgens bereken je de CSS in meter per seconde met de volgende formulie: (400-200)/ (tijd voor 400m) - (tijd voor 200m), of je vult het in op deze website. Bij het fietsen is de power die je maximaal kunt wegtrappen een maat voor je lactaatdrempel. Ook voor het hardlopen zijn verschillende tests te doen waarmee je kunt uitrekenen waar je lactaatdrempel ligt. Om je prestaties te verbeteren, moet je de lactaatdrempel verleggen.  

Verder zoekend naar een vergelijkingsmanier kwam ik op een website van een commercieel bedrijf dat trainingssoftware verkoopt (Trainingpeaks). Zij hebben een Training Stress Score (TSS) ontwikkeld waarbij je jezelf voor iedere workout punten kunt geven. Een uur op je ultieme maximum is 100 punten, ongeacht je conditie. Dit kun je voor ieder onderdeel van de triathlon doen. Een uurtje rustig zwemmen is dus 50 punten, 3 uur rustig fietsen zijn er 150. Zo kun je je trainingsvolume tijdens een trainingsperiode bijhouden.

Wat volgens mij ook een idee van de relatieve inspanning geeft, is het berekenen van het calorieverbruik. Als rekenvoorbeeldje gebruik ik mijn eigen superoptimistische streeftijden voor een kwart triathlon - als ik daar ooit nog eens aan toekom -. Goed getraind kon ik een kilometer zwemmen in ~18 minuten, dit zijn 330 caloriën, had ik het misschien net voor elkaar gekregen om 40 kilometer te fietsen in 1.5 uur, (769 caloriën), en kon ik daarna misschien nog wel 10 kilometer rennen in 50 minuten, (578 caloriën). Zo gerekend is fietsen dus veruit het zwaarste onderdeel, wat vergelijkbaar is met hoe ik het altijd ervaren heb.


Trainen op gevoel, zoals Gert aangeeft, is voor de amateursporter  waarschijnlijk zo gek nog niet. 

zondag 1 september 2013

Hoe biologiestudenten beter leren lezen

Weinig mensen zullen voor hun plezier tijdschriften met peer-reviewed wetenschappelijke artikelen lezen. Daar zijn zulke tijdschriften ook niet voor – ze zijn een medium voor wetenschappers waarmee zij onderling hun bevindingen kunnen delen. Vooral wetenschappers moeten de artikelen die hierin staan kunnen begrijpen, en natuurlijk studenten die opgeleid worden tot wetenschappers. Dat laatste blijkt echter nogal tegen te vallen, zeker eerstejaars studenten begrijpen wetenschappelijke artikelen helemaal niet zo goed als altijd werd aangenomen. Maar gelukkig is daar wel wat aan te doen, laatonderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen zien.
Bioloog en onderwijskundige Edwin van Lacum en collega’s onderzochten het begrip van wetenschappelijke teksten bij studenten, en ontdekten dat dit pas in een late fase van de studie echt tot stand komt. Dat wordt volgens Van Lacum veroorzaakt doordat wetenschappelijke artikelen heel anders van opzet zijn dan teksten in schoolboeken. In schoolboeken wordt de stof vaak zo lineair mogelijk uitgelegd, van A tot Z. Op de middelbare school wordt dan ook aangeleerd om teksten lineair te lezen. Schrijvers van wetenschappelijke artikelen daarentegen proberen met hun teksten de lezer te overtuigen van hun gelijk, en gebruiken daarbij vaak een complexere taalstructuur. Als lezer van zulke teksten moet je soms bij Z beginnen, om dan via A en M uiteindelijk weer bij Z uit te komen. Die omslag in het lezen blijken eerstejaars studenten nog niet goed te kunnen maken.
De onderwijskundigen ontdekten dit in hun onderzoek waarvoor eerstejaars van de opleidingen Life Sciences and Technology en Biologie als proefkonijnen gebruikt werden. De studenten moesten voor het vak Biomedisch Onderzoek wetenschappelijke artikelen lezen over een biologisch onderwerp. Vervolgens vroegen de onderzoekers de studenten welke conclusies ze uit de artikelen konden halen, en wat volgens hen daarvoor de onderbouwing was. Hieruit bleek dat de studenten fragmenten in de tekst die een bepaalde communicatieve functie hebben, zogenaamde retorische moves zoals de onderzoeksvraag, het motief of de conclusie, niet goed herkenden. Zo kwamen ze soms met conclusies op de proppen die niet uit het artikel te halen waren.
Er was dus flink wat mis met de leesmethode van de studenten. Op basis hiervan ontwikkelden de onderwijskundigen een onderwijsmodel om studenten te helpen die retorische moves beter te herkennen: hetScientific Argumention Model. Tijdens het volgende collegejaar werden meer dan 100 eerstejaars studenten getraind dit model te gebruiken bij het lezen van wetenschappelijke artikelen. Dat bleek te helpen: de studenten die dit model gebruikten waren duidelijk beter in het herkennen van retorische moves dan studenten die normaal de tekst lazen. Een slimme manier dus om studenten sneller bij te brengen hoe wetenschappelijke literatuur in elkaar zit.
Bij universitaire opleidingen wordt er vanuit gegaan dat studenten teksten wel kunnen begrijpen. Zeker in bèta-studies is taal een ondergeschoven kindje, volgens Van Lacum, en ondergeschikt aan het belang van de inhoud. Dat heeft dus als resultaat heeft studenten de teksten (en dus de inhoud) niet goed begrijpen. Het lezen van wetenschappelijke artikelen is minstens net zo belangrijk als het leren schrijven van zulke artikelen, zeggen de onderzoekers. Ze hopen nu dat dit model breder wordt gebruikt in het wetenschappelijk onderwijs. Misschien kan op het VWO al begonnen worden met het Scientific Argumentation Model , om scholieren voor te bereiden op de universiteit. Want wetenschappers vragen hun teksten lineair te schrijven zodat eerstejaars studenten ze begrijpen, zal waarschijnlijk níet lukken.
Dit artikel verscheen in de Groene Amsterdammer voor Sciencepalooza

maandag 22 juli 2013

Ook kunst en triathlon gaan prima samen...

"Nummer veertien" - een requiem en 7,5 triatlon in één film

Dat wetenschap en triathlon goed samen gaan, daarvan heb ik de trouwe lezer van deze column hopelijk kunnen overtuigen. Maar naast dat ik wetenschap leuk vind, ben ik ook liefhebber van kunst en film. Zo bezocht ik dit jaar het Internationaal Filmfestival Rotterdam, dat ook een satellietprogramma heeft in Groningen. Ik zag daar onder andere de film “Nummer Veertien” van de Nederlandse kunstenaar Guido van der Werve.  Deze film vertelt het levensverhaal van Chopin, dat van de kunstenaar en van Alexander de Grote, begeleid door een zelf gecomponeerd requiem in twaalf delen, én een reis van Warschau naar Parijs in 7,5 triathlon... Het klink als een onmogelijke combinatie, maar het levert een prachtige film van bijna een uur op.

De film begint met het verhaal van de dood van de componist Fréderic Chopin: zijn hart ligt  begraven in een kerk in Warschau, en zijn lichaam op het beroemde kerkhof Père Lachaise in Parijs, een afstand van zo’n 1700 kilometer. Dit is, zo komt de kijker te weten, precies de afstand van 7,5 Ironman triatlon. Na deze informatie vervolgt de film met een beeld waarin Guido van der Werve in een wetsuit achter een piano zit in een kerk in Warschau en de eerste noten van het requiem speelt. Terwijl een groot orkest, ook aanwezig in de kerk, doorspeelt, loopt de pianist naar de rivier in de stad en begint te zwemmen.

Terwijl de muziek doorgaat worden de geschiedenis van Alexander de Grote en de jeugd van Guido van der Werve in Papendrecht verteld. Afwisselend zie je de kunstenaar gestaag doorzwemmen in een rivier. Tot een punt, bijna 30 kilometer verderop (de afstand van 7,5 triathlon), waar een vrouw klaarstaat met een fiets. Hierop vervolgt hij zijn tocht door Duitsland en Frankrijk al fietsend, een dikke 1300 kilometer lang. Ergens op een landweggetje staat dezelfde vrouw weer klaar om de fiets in ontvangst te nemen, en gaat van der Werve rennend verder. Uitgekomen in Parijs, na zo’n 316 kilometer hardlopen, stort hij uitgeput neer, op een steenworp afstand van het graf van Chopin. Uiteindelijk krabbelt hij weer op en bereikt hij zijn doel.
Bron: http://metropolism.com/reviews/een-banale-odyssee/

Ondertussen is de kijker getuige geweest van een optreden van een volledig symfonieorkest in een kleine eensgezinswoning en een schoolplein in Papendrecht (in de wijk waar Guido opgroeide) en een brandende man die een sloot inloopt. Het klinkt als een bizar, onlogisch verhaal, maar het is een genot om naar te kijken. De camerabeelden zijn adembenemend mooi; het requiem is prachtig om te horen.  De fanatieke triatleet, die houdt van eindeloze glooiende wegen om over te fietsen en ruime rivieren om in te zwemmen, zal met plezier kijken naar de rust en de schoonheid van de natuur.

De ondertitel van de film is “I don’t feel the pain anymore” – dit waren de laatste woorden van Chopin, maar dit zal menig triatleet na een Ironman niet onbekend voorkomen.

De film is nog te bekijken in het Stedelijk Museum in Amsterdam en is te koop op de website van de kunstenaar. Ook op de website van het Stedelijk Museum kun je meer lezen over deze film.

Eva Teuling