donderdag 22 oktober 2015

Een triatlon met of zonder wetsuit – dat is de vraag

Bij lange-afstand triatlons trek je natuurlijk een wetsuit aan, daarmee zwem je nou eenmaal sneller dan zonder. Maar wat doe je als triatleet bij een sprint-triatlon? Hijs je je helemaal in dat zweterige dikke pak voor die 500 meter zwemmen, wat je vervolgens weer helemaal uit moet trekken? Of trotseer je de kou in een gewone zwembroek/badpak/trisuit en bespaar je de tijd voor het omkleden? Wat is sneller? Marjolein Pijper vroeg zich dit af en ik besloot er eens wat aan te gaan rekenen.

Natuurlijk zijn er heel veel persoonlijke variaties in lichaamsbouw, vetpercentages, zwemtechniek en snelheid. Maar laten we eens uitgaan van een normale zwemmer die zo’n 9 minuten doet over 500 meter. Op de website Triatlon226.nl kwam ik een berekening tegen waarbij gesteld werd dat een zwemmer die 5 minuten doet over 400 meter, 20 seconden kan winnen met een wetsuit. Dat is ongeveer 7% sneller. Bij 9 minuten zwemtijd kan je winst met een wetsuit dus oplopen tot ongeveer 38 seconden.


Nu de volgende vraag: hoe lang doe je over het uittrekken van een natte wetsuit? Het kostte mij altijd vreselijk veel gedoe moeite, maar ik ben dan ook geen echte triatleet. Ik vond op YouTube een grappig filmpje waarin een goed getrainde zwemster laat zien dat het in 4 seconden kan. Maar als je het filmpje uitkijkt zie je dat daar wel wat training voor nodig is. Maar stel dat je wat minder geoefend bent en er 8 seconden over doet, dan heb je dus op een 1/8 triatlon 30 seconden gewonnen door het dragen van een wetsuit.

30 seconden is misschien genoeg voor een plaatsje hoger in de ranglijst. Maar de wat minder getrainde wetsuitzwemmers die zo’n ding allen met gestuntel uit kunnen krijgen (ik beschrijf o.a. mijzelf)  kunnen het
misschien gewoon in een zwempak doe. Die 30 seconden is het dan niet waard.

Behalve dan misschien als het water heel koud is, want totaal verkleumd kom je op een fiets ook niet lekker vooruit

Dit artikel verscheen in het oktober-nummer van de Tribune, het clubblad van GVAV Triatlon te Groningen

Triatlons – nu ook voor watjes

Net als op andere momenten deze zomer kreeg Nederland in het weekend van 4 en 5 juli te maken met ongekend hoge temperaturen. 34 graden was geen uitzondering. Een normaal mens moet met zulke temperaturen al bijkomen van een wandelingetje naar de supermarkt, dus sporten was dat weekend geen pretje.

Maar zoals vaker in de zomer stonden er een aantal triatlons op de kalender; onder andere op Texel, Didam en Holten. Na waarschijnlijk lang wikken en wegen besloten de organisaties de wedstrijden af te gelasten of aan te passen aan de tropische weersomstandigheden waar de meeste Nederlanders niet op berekend zijn. Erg jammer voor de mensen die daar al een hele tijd naartoe trainden, maar begrijpelijk vanuit de wedstrijdorganisatie, die zo’n hoog risico niet wilde nemen.


Goed getrainde triatleten, die best een olympische afstand kunnen doen bij 34 graden, waren niet altijd even blij met deze beslissing. Zo werd onderstaande reactie geplaatst op Tricafé:

“Nadat een aantal jaren geleden al een wandel(!)vierdaagse werd afgelast omdat de temperatuur de 30 oversteeg is nu de triatlon aan de beurt. Ter herinnering, de triatlon heeft zijn oorsprong in die gedeelten van de wereld waar boven de 30 de norm is (Hawaii bijvoorbeeld). En bijna alle triatleten willen graag een keer op Hawaii meedoen! Enfin, de door Balkenende gepropageerde VOC mentaliteit schijnt definitief post gevat te hebben.
Wat een onzin!!

Het lijkt inderdaad overdreven, een goed getrainde triatleet, die ook een hele triatlon op Hawaii met hoge temperaturen aankan, draait zijn hand niet om voor een warm wedstrijdje op een Waddeneiland waar ook altijd nog wel een fris windje waait. Maar het gaat juist níet om deze getrainde triatleten.

De triatlonsport heeft een enorme groei meegemaakt de afgelopen jaren. Deze groei is echter bijna volledig ten deel gekomen aan de minder goede atleten. Dit zijn bijvoorbeeld mensen die na lange tijd van inactiviteit weer besluiten om te gaan sporten of af te vallen. Waar zij tien jaar nog genoegen namen met My First 5K, staat nu een (sprint)-triatlon op het programma als ‘doel’. Niet omdat mensen zoveel sportiever zijn geworden, maar omdat uitdagende sporten meer de aandacht trekken. 5 kilometer is niet meer cool genoeg, het moet een triatlon zijn! En voor de meer gevorderde sporters voor wie enkele jaren geleden de marathon het ultieme doel was, staat er nu een ironman op het programma.

Het zijn juist deze deelnemers waar de organisatie zich zorgen over maakt, en het zijn deze deelnemers die in de problemen gaan komen als ze met 35 graden meer dan 2 uur sporten. Het is onmogelijk voor een organisatie om te zeggen dat alleen de goede triatleten mee mogen doen, dus wordt de gehele wedstrijd afgelast.

Tja, dat gebeurt er wanneer een sport populairder wordt. Ook bij marathons is eenzelfde verschuiving opgetreden: meer maar langzamere deelnemers. Ook de marathon van Rotterdam werd vanwege hoge temperaturen in 2007 na 3.5 uur afgelast. De getrainde lopers waren toen al binnen, maar de vele amateurs die het ongetwijfel al zwaar hadden kregen steeds hogere temperaturen te verduren.

De oplossing? Meer triatlons in het voorseizoen? Speciale triatlons voor beginners en gevorderden? Of zorgen dat triatlon weer minder populair wordt zodat alleen de die-hards overblijven?


NB: Ik had deze blog graag willen ondersteunen met gemiddelde finishtijden van sprint-triatlons, ODs of marathons van nu en pakweg 15 jaar geleden, maar na twee avonden het internet afspeuren kwam ik erachter dat het bijna onmogelijk is om volledige oude uitslagen te vinden. Dus, als iemand die kan vinden wil ik er nog wel eens aan rekenen.

Dit artikel verscheen in het september-nummer van de Tribune, het clubblad van GVAV Triatlon te Groningen 

Wetenschappelijk verantwoord aankomen

De vraag van deze maand komt van Ben Kloosterboer. Zoals zoveel triatleten heeft hij geen probleem met overtollige kilo’s, maar moet hij juist zijn best doen om niet te dun te worden. Na een operatie had hij flink ondergewicht, en hij heeft veel moeite moeten doen om weer op gewicht te komen terwijl hij door bleef trainen. Hij vroeg zich af of er een wetenschappelijk onderbouwde methode om dat te doen, want zelf kwam hij er niet echt uit.

Bron: http://www.sport.be/cycling/nl/nieuws/article.html?Article_ID=569812
Als niet al te dikke vrouw heb ik een goede methode gevonden om blijvend drie kilo aan te komen: zwanger worden en vervolgens nauwelijks meer sporten. Maar dit is wellicht niet voor iedereen weggelegd, dus ging ik op onderzoek naar ‘verantwoord aankomen’. Helaas, net als bij afvallen is er geen magische methode of voedingsmiddel. Al zoekende kwam ik veel berichten tegen over voedingssupplementen en poeders, dingen die in sportscholen nog wel eens gebruikt worden, maar net als bij afvalpillen geldt: blijf daar vanaf!!  Een andere parallel met afvallen, is dat de meeste berichten en tips over verantwoord aankomen gericht zijn op vrouwen. Wat wel duidelijk is uit alles wat ik gelezen heb: als je wilt aankomen, moet je niet iedere dag ijsjes, patat met mayonnaise en repen chocolade eten. Daar zitten inderdaad wel lekker veel calorieën in, maar je kunt beter verantwoord aankomen met góede voedingsmiddelen. Zeker als sporter heb je meer belang bij spiermassa dan bij een laagje vet (alhoewel dat laatste voor het (buiten)zwemmen wel prettig is). Ook remt veel vet je eetlust, dus dan kom je niet aan de goede voedingsmiddelen toe.

Wat je dan wel moet eten? Goed, gezond en gevarieerd, eigenlijk hetzelfde saaie riedeltje voor iemand die wil afvallen. Alleen als je wilt aankomen moet je ervoor zorgen dat je nooit een maaltijd overslaat, en dat je tussen iedere maaltijd een tussendoortje moet nemen. Ook als je eigenlijk geen trek hebt. Gebruik altijd voedingsmiddelen die voedzaam en gezond zijn, en niet teveel snelle suikers bevatten. Schep bij iedere maaltijd altijd iets meer op dan je normaal zult doen, en neem de tijd om te eten, dan kun je meer op. En richt je niet alleen op de magere producten: het is goed om wel wat suiker en vet binnen te krijgen. Neem van bepaalde voedingsmiddelen bijvoorbeeld juist de vette(re) variant: geen magere melk of yoghurt maar volle; doe een schepje suiker of honing in je koffie of thee en beleg je boterhammen dubbel (pindakaas met hagelslag, ham én kaas). Zorg ervoor dat je van je eten geniet, en kook of koop dingen die je echt lekker vindt.

Als drukke (top)sporter schiet te tijd om goed te eten er nog wel eens bij in – uit je werk vandaan gelijk door naar de training, en als je dan laat thuiskomt nog snel even een boterham. Dat schiet natuurlijk niet op als je wilt aankomen. Is dit 1-2 avonden per week nou eenmaal je schema, hou daar dan rekening mee. Kook van te voren meerdere porties, zodat je voor of na de training snel wat écht eten kunt opwarmen. Of ga voor de warme lunch tussen de middag op je werk (in steeds meer bedrijfsrestaurants kan dat).

In de vrouwenblogs die ik vond werd aangeraden om júist te gaan sporten, omdat je daardoor meer spiermassa ontwikkelt, je daardoor aankomt en er beter uitziet dan wanneer je helemaal zo’n magere lat bent. Aan de fanatieke triatleet hoef ik dit niet te vertellen – maar als je herstellende bent van een operatie of flinke griep is het misschien verstandig te overwegen de trainingsintensiteit iets terug te draaien. Die hele triatlon hoeft natuurlijk niet per sé dit jaar, volgend jaar is vast ook een mogelijkheid. Met drie keer per week trainen hou je je conditie ook op peil en kun je je lijf wat meer rust en herstel gunnen om aan te komen. Kortom: eet en sport verstandig! Heel saai, maar wél wetenschappelijk verantwoord.

Bronnen:
http://bit.ly/1IosMln
http://bit.ly/1GVEIss

Dit artikel verscheen in het juli-nummer van de Tribune, het clubblad van GVAV Triatlon te Groningen

dinsdag 21 april 2015

Moet je wel of niet ontbijten voor een training?

De vraag van deze maand kwam van .... tja, wie was het ook alweer? Dat krijg je als je zo weinig op training bent, dan ga je namen vergeten. Anyway, deze dame vroeg zich af of het wel of niet goed is om niet te ontbijten voor je ’s ochtends vroeg gaat hardlopen. Of je überhaupt wel ’s ochtends vroeg moet gaan hardlopen is weer een heel andere vraag, daarover wellicht een andere keer meer.

Nu dus over het eten voor een training – moet je dat wel of niet doen, en zo ja, wanneer dan? Het voedingscentrum geeft daar advies over: eet één uur voor het sporten iets lichts, daarna niets meer, en ga niet binnen 2 uur na een maaltijd sporten (1). Voor sommige mensen is deze grens erg belangrijk: zij kunnen inderdaad 2 uur voor een training echt niets meer eten, anders komt alles weer naar boven of krijgen ze last van maagzuur. Voor anderen is een uur wachten wel genoeg. Maar als je ’s ochtends voor je werk nog even wilt gaan sporten, is ook een uur te lang. Je wilt dan het liefst uit bed gelijk  in je hardloopkleren en hup de deur uit. Dat ontbijt komt na afloop wel. Maar is dat wel goed voor je lijf?



Het tijdschrift Runnersworld besteedde een aantal jaar geleden aandacht aan deze vraag (2). Volgens hen is er geen duidelijk antwoord op deze kwestie. Ten eerste ligt het er aan of je een rustig rondje van 5 kilometer wilt joggen, of een lange duurloop gaat doen met een paar flinke intervallen erin. Ook ligt het eraan wanneer en hoeveel je ’s avonds gegeten hebt – of dit om 17.00 uur of om 20.00 was maakt uit als je ’s ochtends wilt gaan hardlopen. Maar in het algemeen, schrijven zij, kan het weinig kwaad om zonder ontbijt te gaan hardlopen – mits je niet te lang en te zwaar traint. Wat wel belangrijk is, is om snel ná het sporten iets te eten. Je moet snel je glycogeen-reserves aanvullen met iets met veel koolhydraten. Ook al heb je weinig trek na je training, doe het toch, want anders duurt het veel langer voor je hersteld bent van je training.

Maar het blijft gewoon nogal persoonlijk. Sommige mensen houden niet zo van ontbijten, anderen komen de straat niet eens uit zonder. Ik hoor bij die laatste groep, als ik een keer niet ontbeten heb haal ik de 15 minuten fietsen naar mijn werk niet zonder duizelig te worden. En ik ben ook niet zo’n ochtendmens, ’s ochtends vroeg doet mijn lijf het nog niet zo goed. Sporten gelijk nadat ik wakker ben doe ik dus eigenlijk niet. Maar mijn ervaring leert dat je er ook wel aan kunt wennen. Ik heb ooit, lang geleden, mezelf er een tijdje toe gezet wel ’s ochtends vroeg te gaan hardlopen. Ik at dan iets kleins en ging dan gelijk rennen, maar zorgde wel dat ik de avonds ervoor nog iets extra’s at. Dat lukte op een gegeven moment wel, maar  favoriet werd het nooit. En andersom, ook aan het snel(ler) na een maaltijd hardlopen kun je wennen.

Kortom: echt heel slecht voor je lijf is het niet, om voor je ontbijt te gaan sporten. Maar volg hierbij voornamelijk je lijf (en je verstand). Word je duizelig tijdens het lopen, dan moet je dus wel wat eten voor het sporten. Maar het uur wachten na het eten is niet heilig en bij iedereen anders. Gewoon een aantal dingen uitproberen, dan komt de ideale combinatie er wel uit!

zaterdag 21 februari 2015

Waar is de werkelijkheid in het debat over borstvoeding versus flesvoeding?

Van alle gezondheidsgerelateerde discussies waar ik me de afgelopen jaren in heb gemengd, via blogs, twitter of facebook, is de discussie over borstvoeding degene waar veruit de meeste emoties een rol spelen. Je kind wel of niet vaccineren is een wetenschappelijke vraag, waar vaak emotioneel op gereageerd wordt, maar dat is nog niets bij de keuzes die moeders maken voor de voeding van hun baby en de reacties die dat loslaat bij andere moeders en gezondheidsprofessionals.

Twee kampen
Het is jammer dat de discussie wordt gekaapt door twee kampen. Voor niet-ingewijden een korte samenvatting. Het ene kamp wordt gevormd door de mensen die willen dat íedereen zo lang mogelijk borstvoeding geeft, en ze daarbij willen helpen door praktische tips en voorlichting (de lactatiekundigen). Zij hebben ervoor gezorgd dat in er voorlichting voor zwangere vrouwen is over borstvoeding, dat iedereen weet dat moedermelk het beste is, en dat het grootste deel van de Nederlandse vrouwen (80%) bij de geboorte start met borstvoeding geven (link). Veel meer dan enkele decennia geleden. Dat daar enkele maanden later nog maar minder dan de helft van over is, daar willen ze ook wat aan doen. Door voorlichting, bewustwording, en hun strijd tegen het andere kamp: de grote boze commerciële fabrieken.

Aan de andere kant dus de fabrikanten van flesvoeding. Dit zijn commerciële bedrijven, dus hun primaire doel is natuurlijk het maken van winst. Maar daarnaast doen zij hun best om een mooi product te maken, dat flink is verbeterd de afgelopen decennia en doen zij continu onderzoek (vaak in samenwerking met universiteiten) naar de samenstelling van moedermelk, het zoeken naar bestanddelen van moedermelk, en het produceren van die nieuwe componenten om de flesvoeding nóg beter te maken. Maar de industrie heeft een slechte naam gekregen door agressieve marketingcampagnes in ontwikkelingslanden (o.a. in de jaren ’70 - link), waar kinderen letterlijk de dupe van zijn geworden. De fabrikanten werken dan ook onder strikte regels voor de reclame over en het uiterlijk van hun producten (de WHO-code “International Code for the Marketing of Breast-Milk Substitutes” uit 1981 die reclame voor kunstvoeding verbiedt). Maar verder doen zij waar de markt om vraagt: poedermelk voor baby’s produceren.

Voor het pro-borstvoedingskamp (niet in het minst de fanatiek borstvoedende moeders) zijn deze fabrikanten slechteriken. Zij zouden niets anders doen dan moeders verleiden om hun poeders te kopen, ten koste van borstvoeding. Ze gebruiken slinkse trucs om de marketingregels te omzeilen. Deze praktijken worden zó vies gevonden, dat veel borstvoedingsfanatici de merknaam van het meest verkochte melkpoeder niet uit durven spreken. Het N-woord, wordt het genoemd (voor niet-ingewijden: Nutrilon dus).

De werkelijkheid
Het kamp wat in dit debat nooit wordt genoemd is de werkelijkheid. Zoals gezegd begint 80% van de vrouwen met borstvoeding. Maar wat in de natuur zo makkelijk lijkt, lukt lang niet iedereen zo snel. Veel vrouwen worstelen in het begin met een baby die niet goed aanhapt, pijnlijke tepelkloven, borstontstekingen, te weinig voeding en andere problemen. Opstartproblemen, die volgens veel borstvoedingsaanhangers te overwinnen zijn als je maar doorzet. Volgens hen is bij slechts 5% van de vrouwen een zodanig probleem dat ze echt geen borstvoeding kunnen geven. Daar worstel je dus door, met je pijnlijke borsten, je hongerige kind die niet genoeg voeding krijgt en daardoor slapeloze nachten. Totdat manlief, ook dodelijk vermoeid, roept: en nu ga ik poedermelk halen. Kind krijgt de fles, iedereen slaapt heerlijk, de rust is teruggekeerd. En weer een borstvoedingsmoeder verloren.

Wat jammer is dat deze vrouwen een schuldgevoel aangepraat krijgen, vaak juist door andere moeders. “Je hebt het niet geprobeerd”. “Je had langer moeten doorzetten”. En de dooddoener: “Je lijf heeft een heel kind gemaakt, dan kan het ook heus wel een beetje melk maken”. Vast wel, maar toen even niet. Zij zijn blij dat flesvoeding bestaat en roepen dat “hun kind er niet zou zijn zonder Nutrilon”. Wie heeft er gelijk? Niemand? Of beiden?

Een andere werkelijkheid is dat veel vrouwen na een paar maanden voeden, als de start van het werkende leven weer in zicht komt, stoppen met borstvoeding. In de Nederlandse wet zijn regels dat iedereen onder werktijd melk mag afkolven, tot wel een kwart van de werktijd. Maar in werkelijkheid is dat niet voor iedereen even makkelijk. Lesgeven, diensten draaien, opereren, afspraken plannen, congresbezoek – het wordt flink lastig als je iedere dag twee of soms drie keer moet kolven. “Het mag” is makkelijker gezegd dan gedaan. Ook het overal mee naartoe slepen van je kolfspullen is een gedoe – ik ben meer dan eens in mijn lunchpauze naar huis gefietst omdat ik weer eens één van de 10 onderdeeltjes was vergeten. Ja, kolven mag, maar er moet ergens ook gewerkt worden.

Oplossingen? 
De oplossing volgens mij? Twee punten. Ten eerste: meer hulp voor net bevallen vrouwen. Direct na de geboorte. Niet door een drukke verpleegkundige in het ziekenhuis die ‘wel even je kind aan de borst legt’ maar een zorgprofessional die alles weet van borstvoeding. Die je echt kan helpen met goed aanleggen, waardoor die opstartproblemen niet optreden. Die in de kraamweek terugkomt om te kijken hoe het gaat, en desnoods, op aanvraag van de kraamhulp vaker. En die niet alleen de ene kant van het verhaal vertelt, hoe goed borstvoeding is, maar ook de andere kant, dat het soms best pittig is en je als vrouw doorzettingsvermogen moet hebben. Die je steunt als je toch moet opgeven (wat de meeste lactatiekundigen gelukkig doen). Die paar consulten kosten max. 150 euro per kind. Dat haal je er als moeder makkelijk uit: in het eerste jaar ben je snel al 500 euro aan flesvoeding kwijt. Of het komt gewoon in het basispakket.

En een tweede oplossing: langer zwangerschapsverlof. De getallen zijn duidelijk: in landen waar langer verlof is, geven vrouwen langer borstvoeding (link). Als het verlof naar 6 maanden zou gaan, zullen veel meer baby’s de 6-maanden-norm van de WHO halen. En daar zou het het borstvoedingskamp toch om te doen moeten zijn, toch?

Kortom, het zou goed zijn als het pro-borstvoedingskamp zich druk zou gaan maken om primaire benodigdheden voor jonge moeders: lactatiekundige zorg bij de bevalling én langer zwangerschapsverlof. Ik denk dat daar veel meer borstvoedingswinst uit te halen is dan het afzetten tegen afbeeldingen van baby’s met flessen in kindertijdschriften, het boos worden op het consultatiebureau als die er bij een dikke baby vanuit gaan dat ze te veel flesvoeding krijgt en het zich afvragen of de schaarste in babyvoeding in de schappen misschien wel een verkapte marketingstunt is. Juist die acties maakt de fanatieke pro-borstvoedingsadvocaten tot de borstvoedingsmafia waaronder ze bekend zijn, een term die de zeker de professionals, de hardwerkende (vooral) vrouwen die het beste voor iedere baby (en moeder) willen, niet verdienen.

Misschien ten overvloede: ook ik ben vóór borstvoeding omdat het nou eenmaal het allerbeste is voor het kind, maar ik steun ook initiatieven om een groot deel van de moeders (die nou eenmaal flesvoeding geven) wat minder in een slecht daglicht te zetten, zoals deze recent opgezette website: http://flesvoeding.org/ .  

donderdag 8 januari 2015

Bietensap en hoogtestage: over natuurlijke EPO

De vraag van deze maand komt van André Bus. Hij wil zich graag optimaal voorbereiden op het triathlonseizoen van 2015, en zijn prestaties optimaliseren. Natuurlijk kan hij grijpen naar verboden middelen als EPO, maar ook in de triathlonsport worden controles steeds strenger, en dat is toch wel een risico. Dus, vroeg hij mij, zijn er natuurlijke manieren om hetzelfde te bereiken als met EPO?

Daarvoor moeten we eerst weten wat EPO precies doet. EPO, voluit Erythropoëtine, is een natuurlijk voorkomend hormoon dat bij de mens in de nieren gemaakt wordt, en de aanmaak van rode bloedcellen (eytrhrocyten) stimuleert (lees hier meer). De rode bloedcellen transporteren zuurstof in het bloed, en dat zorgt ervoor dat onze spieren kunnen functioneren. Hoe meer rode bloedcellen in de spieren, hoe meer zuurstof en dus voor sporters: hoe minder snel je verzuurt. EPO wordt sinds de jaren ’80 gemaakt als medicijn voor mensen met nierproblemen (die dus zelf geen EPO kunnen maken). Maar al snel bleek zijn functie als doping in de wielersport, waardoor het nu bekend staat.

Controles in de (top)sport op het gebruik van doping zijn de laastste jaren steeds beter geworden, zodat het gebruik van EPO erg vaak boven water kwam. Tijdens de dopingcontroles worden bloedtesten gedaan. Hierbij wordt gekeken wat de hoeveelheid rode bloedlichaampjes in het bloed is, in verhouding met andere stoffen (de zogenaamde hematocriet-waarde) (zie hier). Is die waarde te hoog, dan ben je verdacht en kun je een startverbod opgelegd krijgen. Sporters (en hun artsen) kwamen met steeds slimmere methodes om een zelfde effect te bereiken als EPO, maar zonder gepakt te worden. Eén voorbeeld daarvan is bloeddoping: een bloedtransplantatie met bloed van iemand anders, of van jezelf voordat je hard aan het sporten ging. Maar ik vermoed dat André iets anders in gedachten had met een natuurlijke manier van EPO.

Een andere beproefde manier om het Hb-gehalte in het bloed te verhogen is de zogenaamde hoogtestage: voor langere tijd verblijven op enkele duizenden meters hoogte. Door de lagere concentratie zuurstof in de lucht daar wordt je lichaam gestimuleerd om meer rode bloedcellen te maken om voldoende zuurstof te transporteren. Als je dan weer op Hollands zeeniveau bent heb je meer rode bloedcellen en dus meer zuurstof in je spieren.

Daarnaast moet je ervoor zorgen dat je voldoende ijzer binnenkrijgt. Zoals je vorige maand kon lezen in deze column heeft je lichaam ijzer in je voeding nodig om hemoglobine te maken, de rode kleurstof in de rode bloedlichaampjes waar de zuurstof aan kan binden. Zonder ijzer geen hemoglobine en geen zuurstoftransport. Meer ijzer zorgt er waarschijnlijk niet voor dat je meer hemoglobine maakt, maar als je toch op hoogtestage gaat kun je maar beter genoeg ijzer binnenkrijgen.

Daarnaast zijn er nog heel veel natuurlijke stoffen die een ‘EPO-achtig’ effect toegeschreven krijgen.  Op enigszins vage websites kun je lezen over de EPO-effecten van rode bietensap, de sauna en het Chinese kruidenpreparaat Danggui Buxue Tang (zie hier). Hier moet je alleen wel een korreltje zout bij nemen, sommige van deze ‘resultaten’ zijn alleen nog maar gehaald in gekweekte cellen of bij hele kleine groepen mensen. Bietensap en de sauna zijn niet zo schadelijk (en bietensap heeft waarschijnlijk echt wel wat effect), maar ik zou uitkijken met de vage Chinese kruidenpreparaten.

Alleen, let op, als je ‘natuurlijke EPO’ té goed werkt, en je té veel rode bloedlichaampjes maakt, kun je alsnog gepakt worden. Wees dus voorzichtig met de rode bietensap tijdens je hoogtestage!