vrijdag 29 juni 2012

Kent u een wetenschapper?


rating1

Gaat u het eens na: kent u een wetenschapper die nu onderzoek doet? Niet Albert Einstein of Antonie van Leeuwenhoek, die zijn al eeuwen dood, maar een levende Nederlandse Wetenschapper? Robbert Dijkgraaf misschien, als u tussen de 1,2 miljoen Nederlanders behoort die afgelopen Hemelvaartsdag zijn DWDD-college over de oerknal bekeken. Toch is het waarschijnlijk dat u niet veel andere Nederlandse wetenschappers bij naam kunt noemen. Wetenschappers doen weliswaar heel boeiend onderzoek, maar u zult u ze niet zo vaak ontmoeten.
Veel wetenschappers willen best graag vertellen over hun passie, over wat ze bestuderen. Daarvoor zijn gelukkig de laatste jaren steeds meer platforms ontstaan, zoals wetenschapscafé’s, wetenschapsfestivals, publiekslezingen, blogs, gastlessen op scholen enzovoorts. Gezien de bezoekersaantallen zijn dit soort activiteiten erg in trek bij het algemene publiek. De meeste wetenschappers doen echter maximaal aan 2 of 3 van deze activiteiten per jaar mee. Het kost hen veel tijd, naast hun gewone taken zoals experimenten uitvoeren, artikelen schrijven, naar congressen gaan om het onderzoek te presenteren en beurzen aanvragen om nog meer onderzoek te kunnen doen. Tijd is beperkt, zeker voor jonge wetenschappers, en publieksactiviteiten zijn voor de carrière het minst belangrijk.
Zonde eigenlijk, want door dit soort openbare gelegenheden krijgt de wetenschap een steeds positiever imago. Voorlichters en journalisten proberen wetenschappers te stimuleren om een blog te beginnen, een twitter-account te openen, een verhaal te komen vertellen bij een wetenschapscafé of op een festival, of om mee te denken over een wetenschapstentoonstelling. Maar als je daar als wetenschapper beroepsmatig weinig credits voor krijgt, gaat onderzoek gewoon voor. In de universitaire reglementen staat echter dat onderzoekers verplicht zijn tot het deelnemen aan het maatschappelijk debat (zie bijvoorbeeld hier). Op het jaarlijkse wetenschap-ontmoet-pers evenement in Den Haag, Bessensap, waren wetenschappers aanwezig die hun onderzoek presenteerden aan het publiek. Tijdens een lunchdebat op deze dag vroegen journalisten en voorlichters zich af waarom wetenschappers niet vaker aan zulke publieksactiviteiten deelnamen, aangezien ze ertoe verplicht zijn.
Dat staat dan misschien wel in de regels van de universiteiten, in de praktijk komt er weinig van terecht. Want, zo vertelden enkele aanwezige wetenschappers desgevraagd, zij worden beoordeeld op hun publicatielijst en op de beurzen die ze binnenhalen, soms ook op onderwijs, maar nooit op hun communicatieactiviteiten. Geen universiteitsbestuurder die tijdens een jaargesprek aan de professor vraagt hoeveel publiekslezingen hij of zij het afgelopen jaar gegeven heeft. Bepaalde subsidiegevers maken communicatie van het onderzoek waar zij geld aan geven een onderdeel van een beursaanvraag. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de “goede-doelen-fondsen” zoals KWF Kankerbestrijding en de Hersenstichting, maar dit is vaak beperkt tot een eenmalige lezing voor collectanten of een artikel over het onderzoek op de website. Voor het aanvragen van een prestigieuze Europese onderzoeksbeurs (een ERC-grant) moet een wetenschapper echter wél uitgebreid aangeven wat hij of zij aan wetenschapscommunicatie doet of wil doen. Maar in de belangrijkste Nederlandse onderzoeksbeurzen, de Veni’s, Vidi’s en Vici’s van de NWO, wordt geen woord gerept over communicatie over het onderzoek.
Waarom deze discrepantie tussen regels en praktijk? Sommige wetenschappers zullen zeggen dat ze vooral wetenschapper zijn geworden om onderzoek te doen, en niet om hierover op een festival te vertellen. Anderen, die dit wel doen, zijn carrièrematig in het nadeel, omdat je ieder uur maar één keer kunt besteden. Er ontstaat zo een tweedeling tussen de briljante wetenschapper die grote wereldproblemen oplost vanuit zijn kantoortje maar daar slechts over communiceert via vakbladen, en de gemiddelde onderzoeker die graag vertelt, maar daardoor minder tijd heeft voor onderzoek.
Het is jammer dat deze laatste groep veel minder gewaardeerd wordt, waardoor zij soms zelfs uiteindelijk het onderzoek moeten verlaten. Dit zijn mogelijk wel de mensen die toekomstige studenten en wetenschappers inspireren. Als universiteiten en beursverstrekkers wetenschappers op hun gehele spectrum zouden beoordelen, zouden de publiekszoekers ook credits krijgen die ze verdienen voor hun communicatie-activiteiten. Ook zouden wellicht de briljante onderzoekers ook eens het grote publiek opzoeken. Op deze manier zou ook ú vaker Nederlandse wetenschappers ontmoeten.
Dit artikel is geschreven voor Sciencepalooza en Volkskrant Opinie. Discussieer mee op Sciencepalooza

donderdag 21 juni 2012

Kort sporten tegen hart- en vaatziekten


Hart- en vaatziekten zijn wereldwijd de nummer één doodsoorzaak. Mensen die weinig bewegen en overgewicht hebben, hebben meer kans hebben op zulke aandoeningen. Sport is dan ook een goede manier om hart-en-vaatziekten te voorkomen. In het bloed zijn bepaalde stoffen te meten die kunnen voorspellen of een persoon risico loopt op hart- en vaatziekten. Dit zijn bloedwaarden zoals het cholesterol-gehalte, veteiwitten, insuline, glucose, fibrinogeen, Plasminogen-activator-1 (PAl-1) en nog veel meer. Het geheel aan waarden wordt een metabool profiel genoemd. Bij mensen met een risico op hart- en vaatziekten, kan sporten een positief effect hebben op de bloedwaarden en zo het metabole profiel gezonder maken.

Ook bij kinderen zijn zulke waarden te meten, en als deze in de jeugd al afwijkend zijn, is de kans op hart- en vaatziekten op latere leeftijd aanzienlijk. Ook voor jongeren is het belangrijk het metabole profiel gezond te houden, waarbij ook sporten kan helpen. Onderzoekers uit Engeland wilden weten in hoeverre sport een positieve invloed heeft op het metabole profiel van jongeren.

Er wordt aangenomen dat langdurige training op een lage intensiteit sneller een positief effect heeft op de algemene gezondheid. Maar net als volwassenen hebben ook jongeren lang niet altijd zin om veel tijd te stoppen in sport. Om dit te testen werden de jongeren in dit onderzoek onderworpen aan verschillende trainingsregimes om de effecten op het metabole profiel te kunnen vergelijken.

57 jongeren met een gemiddelde leeftijd van 16 jaar deden mee aan het onderzoek: één groep kreeg geen training (de controle-groep), één groep kreeg een hoge intensiteits-training waarbij ze 7 weken lang een programma van korte sprints (30 seconden) volgden. De andere groep moest 7 weken lang een programma volgen waarin ze een 20 minuten lange rustige duurloop moesten doen. Van de deelnemers werd voor en na de trainingen bloed afgenomen, hartslag en bloeddruk gemeten, het gewicht bepaald, enzovoorts. Vervolgens werden de waarden van alle groepen voor en na de trainingen vergeleken.

De sprintgroep besteedde gedurende de zeven weken van het experiment slechts 63 minuten aan de sportieve activiteiten, bij de duurloopgroep was dit 420 minuten. De sprintgroep verbrandde hiermee slechts 900 kcal gedurende de training en de duurloopgroep meer dan 4000. Je zou verwachten dat de gezondheidseffecten bij de laatste groep dus veel groter zouden zijn. Dat bleek dus mee te vallen. Alhoewel de gezondheidseffecten na zo’n korte studie klein waren, was er zowel bij de sprint- als bij de duurloopgroep een verbetering te zien van bepaalde bloedwaarden (voornamelijk de niveaus van insuline, fibrinogeen en PAl-1). Beide groepen hadden gemiddeld gezien een beter uithoudingsvermogen na 7 weken dan de controlegroep die niet extra had gesport.  

Dus, concluderen de onderzoekers, ook korte intensieve sport heeft een positief effect op de gezondheid van kinderen. Wanneer kinderen weinig zin hebben om te sporten, kun je ze met dit artikel om de oren slaan dat ook even sporten nuttig kan zijn om gezonder te worden. Want gezondheid in de jeugd is cruciaal voor een goede gezondheid op latere leeftijd.

Dit artikel verscheen in de Tribune, het clubblad van Triatlonvereniging GVAV te Groningen. 

zondag 10 juni 2012

Fietsen voor de wetenschap

De afgelopen dagen hebben weer enkele duizenden Nederlanders zich meerdere keren het schompes gefietst de Alpe d’Huez op. Dit niet alleen om te bewijzen dat ze in staat zijn tot zulke inhumane prestaties– nee de deelnemers doen dit voor het goede doel. Voor kanker, om meer specifiek te zijn. Of tegen kanker, het is maar hoe je het wilt zeggen. Wat begonnen is als een kleinschalige actie met enkele tientallen fietsers in 2006, is nu, 6 jaar later, uitgegroeid tot een enorm (media)spektakel. Verschillende radio- en TV-programma’s zonden dagenlang uit vanaf de berg die ondertussen bijna een mythische status heeft verworven. Afgelopen maanden heb ik van vier verschillende bekenden het verzoek gekregen hen te sponsoren.

Dit jaar heeft de fietstocht bijna 30 miljoen euro opgebracht. De stichting Alpe d’Huzes besteedt dit aan verschillende aspecten van kankeronderzoek, die erop gericht zijn patiënten met kanker een beter leven te geven. Veel fietsers, zeker die van het eerste uur, doen mee omdat zijn in hun nabije omgeving mensen hebben die ernstig ziek zijn, of aan de gevolgen van kanker zijn overleden. Zij willen graag iets doen voor hen, of juist voorkomen dat nog meer mensen door de ellende moeten gaan die gepaard gaat met kanker. Dus fietsen ze een berg op en daar geven mensen geld voor, en dat komt dan weer ten goede aan het KWF. Met een geweldig resultaat – 30 miljoen euro voor kankeronderzoek is niet niets.

De Alpe d’HuZes is maar één van de vele voorbeelden van sportevenementen met een goed doel die de laatste jaren als paddestoelen uit de grond komen. Naar Amerikaans voorbeeld kun je nu ook Nederland hardlopen, wandelen, tennissen en voetballen tegen kanker en nog veel meer andere aandoeningen. Veel van het geld dat wordt opgehaald wordt besteed aan onderzoek, waaronder ook fundamenteel onderzoek. Terwijl de sponsoren meestal denken aan patiënten en kinderen met kanker, gaat het geld ook naar biologen die bijvoorbeeld celdeling besturen. Erg nuttig onderzoek, want als je begrijpt hoe celdeling precies werkt, kun je ook beter begrijpen hoe en waarom het misgaat, zoals bijvoorbeeld bij kanker.

Kortom, door evenementen als de Alpe d’HuZes kunnen weer een aantal medisch biologisch onderzoekers aan de slag om de raadsels van ons lichaam te ontrafelen. Maar natuurkundigen, taalwetenschappers, wiskundigen, filosofen en allerlei andere fundamentele wetenschappers kunnen niet zo makkelijk hun onderzoek “relevant” laten klinken voor een ziekte. Zij kunnen niet putten uit dit soort liefdadigheidsevenementen, maar moeten het van de schaarse overheidsgelden van de KNAW en NWO hebben, die de komende jaren ook alleen maar minder worden.

Zou het voor de andere takken van de wetenschap werken als de KNAW een Marathon voor de Wetenschap zou organiseren? Of wanneer NWO een landelijke Fietstocht voor Fundemanteel Onderzoek zou uitzetten? Zou er dan ook 30 miljoen opgehaald worden, zodat natuurkundigen zwarte materie kunnen besturen, zodat wiskundigen nieuwe theorieën zouden kunnen ontwikkelen en zodat taalwetenschappers oude talen kunnen doorgronden? Of zou Nederland zijn schouders ophalen voor een Wandeltocht voor de Wiskunde of een Fietstocht voor de Filosofie? Welke chemicus organiseert de eerste Schaatstocht voor de Scheikunde? Ik ben benieuwd.