donderdag 28 april 2011

Weg met die schoenen!?

Mensen rennen al zolang ze bestaan, en de prehistorische mens deed dat gewoon op blote voeten. Maar nu is er een enorme variatie in hardloopschoenen: demping op verschillende plaatsen, schoenen voor de neutrale voet of juist anti-pronatie, met kussentjes en luchtgaatjes op allerlei plaatsen - voor elke voet wat wils. Het wordt aangenomen dat demping goed is, om schokken op allerlei gewrichten die je tijdens het rennen te verduren krijgt op te vangen. Je zou denken dat de technologische vooruitgang in sportschoenontwerp de afgelopen 40 jaar zou hebben bijgedragen aan het verminderen van blessures bij lopers. Maar niets is minder waar.

Een Australische onderzoeker vond namelijk bij het bestuderen van medische literatuur van de afgelopen 30 jaar geen énkele studie die kon laten zien dat (duurdere) schoenen blessures zouden verminderen. In tegenstelling; dezelfde Australische onderzoeker vond dat schoenen juist de kans op allerlei blessures vergrootten en dat mensen die lopen op goedkope schoenen minder kans op blessures hebben.

Een professor in de evolutionaire biologie uit Harvard, Liebermann, wilde weten of mensen écht anders lopen met of zonder schoenen aan. Door experimenteel onderzoek kwam hij erachter dat er inderdaad een groot verschil is. Dit publiceerde hij in 2010 in het wetenschappelijke tijdschrift Nature en geprikkeld door zijn eigen onderzoek begon hij zelf met hardlopen op blote voeten. Een filmpje van de professor zonder schoenen, rennend door een besneeuwd Boston ging de hele wereld over. Door de enorme media-aandacht werd barefoot-running in de VS een hype, en een soort way-of-living.

Maar het zijn niet alleen rare Amerikanen die aan dit verschijnsel meedoen. Iedereen kent de voorbeelden van Kenianen die op blote voeten een marathon winnen. Ook wedstrijdschoenen staan erom bekend dat ze veel minder demping hebben dan trainingsschoenen. Schoenenfabrikanten zijn op de hype ingesprongen door schoenen te maken die het bloten-voeten-effect imiteren (zoals “Vibram Fivefingers”) maar met rubber zolen, zodat je niet bang hoeft te zijn om in glas te gaan staan. Hiernaast komt er steeds meer wetenschappelijk bewijs voor de voordelen van het lopen op blote voeten. Een andere studie laat bijvoorbeeld zien dat de krachten die op heup- en kniegewrichten uitgeoefend worden behoorlijk veel lager zijn zonder schoenen, dus voor deze gewrichten zijn blote voeten minder belasten. De rotatie-kracht op het kniegewricht is met sommige hardloopschoenen nog groter dan bij het lopen op hoge hakken!

Een dik jaar na de media-hype heb ik na het lezen van al deze artikelen ineens twee redenen om barefoot running uit te gaan proberen. Ten eerste spelen mijn heupklachten weer op, en als blote-voeten-lopen de heuprotatie-krachten kan verminderen is dit misschien de oplossing voor mijn steeds terugkomende blessures. Ten tweede zitten de blaren van de zwemloop (nu dik een week geleden) me nog steeds in de weg. Als ik na het zwemmen gelijk zonder schoenen was gaan rennen waren die me gespaard gebleven… Ik ben eigenlijk verbaasd dat er niet meer triatleten op blote voeten lopen: geen gedoe tijdens de wedstrijd met schoenen wisselen, snelveters en blaren op je voeten doordat sokken aandoen te veel tijd kost. Dus: kijk niet raar op als je me binnenkort op blote voeten door het stadspark ziet rennen.

Dit artikel verschijnt ook in het mei-nummer van de Tribune, clubblad van Triathlonvereniging GVAV Groningen

zaterdag 16 april 2011

Supersnel sequencen in China


In China kan alles sneller en goedkoper worden gefabriceerd. Electronica, kleding, speelgoed: als het goedkoop moet, wordt het in China geproduceerd. De Chinezen hebben nu ook de markt van het DNA-sequencen ontdekt – het “lezen” van de letters van ons erfelijk materiaal. Dit is de afgelopen decennia heel belangrijk geweest voor onderzoek in allerlei takken: de zoektocht naar de oorzaak van erfelijke ziektes, uitzoeken hoe de mens geëmigreerd is van Afrika naar Europa, de evolutionarie oorsprong van de spitsmuis achterhalen, om super-rijst te maken… overal is DNA-onderzoek voor nodig. De Chinezen springen slim in op deze enorme vraag naar deze techniek met het Beijing Genomics Institute, of BGI.

1000genomesIn 1999 werd BGI opgericht als tak van de Chinese Academy of Sciences, nu zijn er ook al vestigingen in de VS en in Europa. Het doel van het instituut is om zoveel mogelijk DNA-volgordes te bepalen. Van worm tot reuzenpanda, van rijst tot komkommer, alles wordt gesequenced. De projecten van BGI hebben ambitieuze namen als het “10.000 microbial genomes-project”, het “1000-plant-and-animals-project”, het “1000-mendelian-disorders-project”. Ook werken de Chinezen aan de “Genomic Zoo”, waarvan het doel is om het erfelijk materiaal van 101 exotische en alledaagse dieren, van Pekingeend tot Noord-Amerikaanse bever, te sequencen.

Apparatuur en medewerkers
Voor het sequencen van deze vele duizenden mensen, dieren en planten zijn een heleboel sequencing-machines nodig. Het BGI heeft momenteel 137 van zulke machines staan (die per stuk meer dan een half miljoen euro kosten) – en dat zijn er meer dan Nederland, België, Frankrijk en Duitsland bijelkaar. Voor het bedienen van al deze apparatuur is ook een hoop mankracht nodig, hiervoor heeft het instituut nu 4000 medewerkers in dienst. Al deze mensen zijn nodig om de machines dag en nacht aan de gang te houden, de apparatuur is namelijk te duur om stil te staan. De output van dit instituut is dan ook enorm: in 6 minuten wordt er evenveel DNA gelezen als tijdens het humane genoomproject in de eerste 10 jaar bijelkaar. Dat het goed gaat met BGI wordt duidelijk uit de waslijst van wetenschappelijke artikelen in high-impact tijdschriften: in 2010 verschenen 20 artikelen, waarvan meer dan de helft in tijdschriften met een kwaliteit waar de gemiddelde wetenschapper slechts van kan dromen.

Meer en sneller?
Maar, het lijkt allemaal te gaan om veel en het liefst zo snel mogelijk… De Chinezen schrijven trots op hun website dat de productiviteit met 300% omhoog is gegaan de afgelopen jaren. Echter, van veel Chinese producten geldt dat de kwaliteit ver onder dat van vergelijkbare (maar duurdere) Europese artikelen ligt. Nieuwe uitvindingen komen meestal niet van Chinese bodem, maar worden daar slechts goedkoop geproduceerd of gekopieerd. De creatieve geesten komen uit Europa of de Verenigde Staten. Geldt dit ook voor dit enorme genomics-insituut? De kwaliteit van het sequencen lijkt onomstreden, gezien de vele publicaties in gerenommeerde tijdschriften. Echter, het feit dat de gemiddelde leeftijd van de auteurs van een artikel slechts 21 jaar is, zou kunnen verraden dat BGI een grote groep jonge, en dus goedkope en waarschijnlijk niet heel hoog opgeleide krachten in dienst heeft.

Maar volgens collega’s, die met BGI samenwerken, is dit niet helemaal waar (zie ook commentaar in Nature). BGI wil niet alleen een instituut zijn waar Amerikaanse en Europese wetenschappers hun arbeidsintensieve en daarom dure werk uitbesteden, maar zoekt juist ook naar wetenschappelijke samenwerkingen en publicaties. De leeftijd van de medewerkers is zo laag omdat zij niet breed, maar heel gespecialiseerd worden opgeleid – en deze deskundigen zijn in Europa en de VS zeer gewild. Hopelijk zal dit Chinese instituut inderdaad echt een bijdrage gaan leveren aan hoogstaand onderzoek. Wetenschappers zijn al positief over het feit dat de Chinezen meedenken over de onderzoeksvraag voordat aan het werk begonnen wordt. Dus, wie weet gaat BGI zich ook ontwikkelen tot een topinstituut dat Europeanen en Amerikanen zal aantrekken – de tijd zal het leren.

Dit artikel verscheen eerder op wetenschapsblog Sciencepalooza

vrijdag 8 april 2011

De wetenschapper van de toekomst

Weg uit die ivoren toren, op naar De Wereld Draait Door
Een onderzoeker is een wereldvreemde, niet sociaal vaardige nerd in labjas met veiligheidsbril en weinig gevoel voor elegantie, tenminste, dat is het klassieke beeld. Maar tijden veranderen en in deze eeuw, waarin ook onderzoek aan grote bezuinigingen moet geloven, is dit beeld aan het veranderen. Niet alleen zien wetenschappers er tegenwoordig vaak best representatief uit, ook hun functie is niet meer dezelfde: een onderzoeker moet meer kunnen dan alleen maar slim zijn. Maar wat is de X-factor om ook in de 21e eeuw een succesvol onderzoeker te zijn?

Geld
Het gaat in de wetenschap vooral om het binnenhalen van genoeg geld voor onderzoek. Onderzoekers concurreren keihard met elkaar om schaarse beurzen van publieke organisaties – meer dan 1000 aanvragen voor 100 beurzen is geen uitzondering. Om ervoor te zorgen dat precies jouw onderzoek gefinancierd wordt, en niet dat van je collega, moeten je meer in je mars hebben dan een goed stel hersens.

Een groot deel van (medisch) onderzoek wordt bekostigd uit geld afkomstig van farmaceutische bedrijven, patiëntenorganisaties en goede doelenorganisaties. Deze willen product-, patiënt- of behandelingsgericht onderzoek financieren en zijn vooral geïnteresseerd in resultaten. Ook de politiek speelt bij het financieren van onderzoek een rol, er worden bijvoorbeeld per kabinetsperiode thema’s geselecteerd die op dat moment belangrijk zijn. Maar bij zulke politieke beslissingen worden spannende termen als “nanotechnologie” sneller gekozen dan bijvoorbeeld minder sexy maar wel belangrijk onderzoek naar insecten.

Eerste ronde
Zie zo als onderzoeker nog maar eens fundamenteel onderzoek te bekostigen… Wat als jouw onderzoek niet binnen een thema valt of gaat om een zeldzame ziekte? Hoe krijg je dat geld dan toch? Daar komt die X-factor om de hoek. Fundamenteel onderzoek naar celdeling kan zeker belangrijk zijn voor het begrip over kanker, en het bestuderen van de embryonale oorsprong van één type cellen in de kleine hersenen kan vallen onder een modieus politiek thema. Maar om dit duidelijk te maken moet je wel een vlotte pen hebben! Dat helpt om door de eerste ronde van een subsidie-aanvraag heen te komen.

Maar dan volgen de interviews, en dit is iets héél anders dan een presentatie houden op de universiteit. Bij zo’n interview, een soort sollicitatie, moet je jezelf en je onderzoek verkopen aan een subsidie-commissie met vaak leden uit heel andere vakgebieden. Als zelfbewuste onderzoeker met een makkelijke babbel heb je hierbij een duidelijk grotere kans om geld binnen te halen dan als “klassieke”, niet-sociaal vaardige wetenschapper.

TV-ster
Een onderzoeker wordt zo (onbewust) ook schrijver én TV-ster. Een direct gevolg daarvan zijn wetenschapsblogs zoals Sciencepalooza, optredens van wetenschappers in TV-programma’s als De Wereld Draait Door en wedstrijden als de Academische Jaarprijs. Subsidiecommissies zien het als pluspunt als een onderzoeker actief is op het gebied van de wetenschapscommunicatie. Zullen deze ontwikkelingen leiden tot een opwaartse spiraal, waarin de onderzoeker die het vaakst op TV is of de meeste artikelen in de krant schrijft het meeste geld binnenhaalt? Tot TV-programma’s waarin het publiek, naast de deskundige vakjury, mee kan beslissen over welk onderzoek gefinancierd gaat worden?

Zo ver zal het vást niet lopen, maar de moderne veranderingen hebben zeker een positieve kant. De stoffige wetenschapper uit de jaren ’70 wordt gestaag vervangen door een hippe schrijver/tv-ster die leuk kan praten en ook nog eens slim is. Voor u als lezer is het alleen maar positief dat de wetenschapper zijn ivoren toren uitkomt en met beide benen in de maatschappij staat. Door niet vies te zijn van media-optredens kunnen onderzoekers een belangrijke bijdrage leveren aan de maatschappij en kan iedereen via televisie, internet of de krant meegenieten van de nieuwste wetenschappelijke ontdekkingen.

Lang leve de moderne, populaire wetenschapper!

Dit artikel verscheen eerder op wetenschapsblog Sciencepalooza en de Opiniepagina van de Volkskrant