dinsdag 15 januari 2013

Overleven in koud water – voor wie er al gaat schaatsen


Dit is een column die volgende maand in de Tribune verschijnt, het clubblad van Triathlonvereniging GVAV te Groningen. Door de actuele weersomstandigheden nu al online.

Als ik dit schrijf zijn de temperaturen gedaald tot flink onder het vriespunt en begint de schaatskoorts alweer op te lopen. Het ijs is nog flinterdun, maar menigeen zal zich de komende dagen op ondergelopen weilanden en later sloten en plassen gaan begeven. Ik wacht nog even – na een ervaring met een nieuwe discipline in de triathlonsport, de “schaats-zwem”, ben ik niet meer zo’n durfal. Tijdens iedere vorstperiode overlijden wel dappere schaatsers die in het ijskoude water terecht komen. Maar hoe snel raak je eigenlijk écht onderkoeld als je door het ijs zakt? Ikzelf was die ene keer na maximaal 15 seconden weer op de kant, maar wat als het langer duurt? En hoe kleed je je goed als het buiten koud is?
Eigenlijk zijn Nederlanders niet goed snik, om als het binnen lekker warm is, naar buiten te gaan om ons in de vrieskou op glad ijs te gaan begeven. Goede kleding kan helpen om onderkoeling en bevriezing van ledematen (frostbites) te kunnen voorkomen, zo zou ook een IJslands gezegde zijn: “Er bestaat geen slecht weer, alleen slechte kleding”. Kleding isoleert doordat het een barriere vormt tussen de lucht en de huid, en de mate van kledingisolatie wordt gemeten in de eenheid Clo. De Clo-waarde van zomerkleding is ongeveer 0.5, die van gewone kleding ongeveer 1, en pool- en eskimokleding hebben een Clo-waarde van respectievelijk 3 en 4. Iedere schaatser weet dat meerdere dunne laagjes kleding beter isoleren dan één dikke laag, wat komt door de lucht die tussen de laagjes blijft zitten. Bij een temperatuur van 0 graden Celcius kun je het in rust slechts 20 minuten volhouden in “normale” kleding (1 clo), en bij -10 graden slechts 15 minuten. Hoe actiever je bent, hoe minder isolatie je nodig hebt, bij een middelmatige inspanning kun je met 1.5-2 Clo aan kleding een heel eind komen bij -10 graden.
Maar dan: je zakt door het ijs. Maakt het dan nog uit wat je aanhebt? En hoe snel moet je eruit zijn en opwarmen, voor je lichaam blijvende schade oploopt? De eerste reactie op koud water zal iedere buitenwaterzwemmer bekend voorkomen: een verhoogde bloeddruk, en het happen naar adem, wat kan leiden tot hyperventilatie. Rustig te water gaan kan deze cold shock responses verminderen, maar dat is bij door het ijs zakken meestal geen optie. Na een aantal minuten gaat deze eerste reactie over in het kleiner worden van de bloedvaten (vasoconstrictie) waardoor bloedtoevoer verminderd wordt en spierkramp kan optreden door een ophoping van melkzuur in de spieren. Daarna treedt echte hypothermie op: het bloed wordt dikker omdat de nieren extra vocht afscheiden, waardoor het hart harder moet gaan kloppen. Door verminderde doorbloeding koelt nu ook de kern van het lichaam af, en als dit daalt tot onder de 28 graden, kan er hartfalen optreden. Geen fijne vooruitzichten, dus zorg ervoor dat je zo snel mogelijk het water weer uitkomt.

Hoe snel deze processen plaastvinden is afhankelijk van de watertemperatuur, je kleding en je postuur. Het maakt uit dat je al goed ingepakt was voordat je door het ijs zakte. Bij een watertemperatuur van 0 graden hou je het in zwemkleding slechts 2 minuten vol, terwijl een goede laag kleding je 10 minuten kan beschermen en je de tijd geeft om op het droge terecht te komen. Ook je postuur kan bijdragen aan het langere overlevingstijd: mollige mensen houden het langer vol. Onderstaande figuur geeft de overlevingstijd in water van 16 graden weer, maar je kunt je voorstellen dat het effect van een mollig lijf bij lagere temperaturen vergelijkbaar is.


Maar eigenlijk is er maar één goede methode om onderkoeling te voorkomen: niet door het ijs zakken. Dus, wees voorzichtig en schaats met beleid. Veel plezier!

Bron: document “Overleven voor Kanovaarders”, via de zeekanovereniging in Groningen

zondag 13 januari 2013

Hardlopen met bier



Bovenstaand artikeltje kwam ik in december tegen in de Volkskrant, iets wat ik natuurlijk als hardloper eens nader moest onderzoeken. De Volkskrant sprong in op wat ouder nieuws, namelijk een artikel tegen in de Amerikaanse versie van Runnersworld uit juli van dit jaar waarin het genoemde onderzoek uitgebreid werd beschreven (een leuk artikel om te lezen: http://www.runnersworld.com/drinks-hydration/beer-run). Hierbij een samenvatting.

In de VS schijnt    het een gebruikelijke gewoonte te zijn om na afloop van een hardloopwedstrijd bij de finish een biertje (of twee) achterover te slaan. In Nederland heb ik hier nog niet van gehoord, maar ik kan het mis hebben. De redacteur van Runnersworld, die dit ook wel eens heeft gedaan, vraagt zich af of dit schadelijk zou zijn voor haar sportprestaties. Daarvoor dook ze de wetenschappelijke literatuur over sport en alcohol in. Ze kwam erachter dat het ongeveer 100 jaar geleden nog gebruikelijk was voor sporters om wat alcohol te drinken voor de wedstrijd, het werd gezien als een prestatiebevorderend middel. De afgelopen decennia is dit idee grotendeels omgegooid, en is nu alcohol onlosmakelijk verbonden met slechtere prestaties, en wordt topsporters aangeraden om bij voorkeur helemaal niet te drinken. Echter, ze vond ook studies waarin eigenlijk helemaal geen effect van alchohol op sportprestaties werd gevonden, niet beter, maar ook niet slechter.

Ze wilde hier het fijne van weten en nam contact op met een kennis, die onderzoeker is bij een wetenschappelijk sport-instituut van de Colorado Mesa University. Deze onderzoeker bedacht speciaal voor Runners World een experiment om het effect van alcohol nader te onderzoeken. De studie was erop gericht om uit te zoeken of alcohol direct ná een training een effect zou hebben op de prestatie de volgende dag. Omdat mannen en  vrouwen alcohol anders metaboliseren, deden 5 mannen én 5 vrouwen mee aan het onderzoek. Eerst werd bepaald hoeveel bier de proefpersonen moesten drinken om een alcoholpromillage van 0.07 te behalen (wat nogal varieerde tussen de personen), om ze vervolgens aan het onderzoek te onderwerpen.

De proefpersonen moesten 45 minuten rustig hardlopen, en kregen daarna gewoon bier of een alcoholvrij bier te drinken (natuurlijk zonder dat ze wisten welke) en moesten de volgende ochtend terugkomen voor de zogenaamde “exhaustion run” – waarbij de lopers flink moesten doorrennen (op ongeveer 80% van het maximum), zolang als ze konden volhouden. Diezelfde avond herhaalde het proces zich, waarbij nu alcoholvrij en echt bier omgewisseld waren. Hoelang de lopers hun “exhaustion run” volhielden, werd als maat gebruikt om het effect van alcohol te meten.

Natuurlijk is een onderzoek met 10 mensen nauwelijks wetenschappelijk te noemen, en kan ik behoorlijk wat kritiek verzinnen op de onderzoeksopzet, maar de resultaten zijn het vermelden waard. Alhoewel er grote verschillen waren tussen de lengte van de “exhaustion runs” bij de proefpersonen, renden de mannen renden gemidded 21% korter bij de “exhaustion run” die voorafgegaan werd door bier, terwijl de vrouwen de ochtend na de bierconsumptie het juist 22% langer volhielden. Voor de persoonlijke beleving van de twee “exhaustion runs” maakte het niet uit wat er de avond daarvoor gedronken was, de proefpersonen hadden het net zo zwaar ervaren. Voor de onderzoeker was dit wél aanleiding om de studie voort te zetten, nu met grotere groepen hardlopers, meer metingen.

De onderzoeker had zich zelf ook wel eens onderworpen aan een persoonlijk testje. Ooit had hij een hele maand droog gestaan voor een marathon. Die verliep lang niet zo goed als hij had gehoopt. Nadat hij weer begonnen was met bier drinken liep hij hem wel een flink persoonlijk record. Correlatie is natuurlijk geen causatie, maar de onderzoeker gelooft zelf dat wel of geen alcohol drinken lang niet zo zwaar meeweegt voor een goede prestatie als goed eten en trainen.

Daar ben ik het zelf helemaal mee eens. Ik neem die fanatieke sporters die wekenlang droog staan voor een wedstrijd nooit zo serieus, en heb vaak goede halve marathons gelopen als ik de avond ervoor een paar biertjes had gedronken. Ik ben benieuwd wat de uitkomsten van de langdurige studie zullen worden. Tot die tijd: proost!

Eva Teuling

dinsdag 8 januari 2013

Blog wordt website

Mijn "blog" is niet echt een blog, maar meer een online verzameling van alle artikelen die ik voor verschillende media schrijf. Aangezien ik steeds meer richting wetenschapscommunicatie-projecten ging, besloot ik vorig jaar ook een echte website te gaan maken, die meer mogelijkheden biedt voor het etaleren van al mijn activiteiten. 
Eén van mijn dingen op mijn to-do-lijstje voor 2013 was dan ook het maken van die website. Met een beetje hulp van wordpress en een handige vriend is deze nu gereed.

Hier zullen ook regelmatig updates van mijn beste/leukste artikelen te lezen zijn, evenals updates over wetenschapscommunicatieprojecten. 

Kortom: bezoek vanaf nu: www.evateuling.nl 


zaterdag 5 januari 2013

Wetenschap stoffig vinden is zó 2011



Wetenschap is hot. Als zelfs De Wereld Draait Door begint met een dagelijks gesprek met een wetenschapper, als zelfs Alexander Klöpping een Universiteit van Nederland opricht, en als heel de wereld aan de TV gekluisterd zit bij de persconferentie over het ontdekte Higgs-deeltjes, dan durf ik voorzichtig te zeggen dat wetenschap het stoffige imago lijkt te verliezen. Ik sluit niet uit dat mijn positieve beeld mede veroorzaakt wordt door mijn interesse in dergelijke initiatieven en ik daardoor wat tunnelvisie heb, maar dat terzijde.
Dat wetenschap populair wordt, kan mede toegeschreven worden aan wetenschapscommunicatie. Van individuele initiatieven naar professionele organisaties; van die ene wetenschapper met een twitteraccount tot hele instituten die social media omarmen: wetenschapscommunicatie lijkt volwassen te worden. In 2012 startten een aantal leuke en interessante initiatieven voor wetenschapscommunicatie (en gingen een aantal dingen goed mis). Hieronder een (beperkt, dus zeer onvolledig, en daarbij ook nog eens zeer subjectief) lijstje:
wetenschap is coolGoed:
Wetenschap101: een aantal wetenschapsjournalisten startte in februari van dit jaar videoblog Wetenschap101: filmpjes over wiskunde, natuurkunde, sterrenkunde, biologie en meer van slechts 101 seconden. Deze korte wetenschapsbites geven je een snelle uitleg van complexe en alledaagse problemen, zoals hoe je het beste lootjes kunt trekken, over meanderende rivieren, over de metro van Londen en over hoe je het beste droog kunt blijven in de regen. Ik maakte een gastbijdrage over lapjeskatten.
De wetenschappers van De Jonge Akademie, eerder dit jaar onderwerp van een special met gastbijdrages en interviews op SciencePalooza, begonnen eind dit jaar met een wekelijks “dagboek van een wetenschapper”. In dit dagboek geven onderzoekers een week lang een kijkje in hun leven. De dagboekfragmenten geven een goed beeld van het spannende en dynamische leven als wetenschapper, niets stoffigs aan.
Dit jaar startte Flintwave, waardoor het ook in Nederland nu mogelijk wordt om een wetenschappelijk onderzoek uit te voeren met hulp van crowdfunding: (kleine) bijdragen van individuen waardoor je jouw project gefinancierd kunt krijgen. Op dit moment kunnen mensen onder andere bijdragen aan het printen van nieuwe oren, een grote studie naar leiderschap of aan onderzoek naar virussen.
Wetenschapper 2.0: een blog voor wetenschappers over hoe zij zélf social media, blogs en andere online tools kunnen gebruiken om meer bekendheid te verwerven, zowel als wetenschapper als communicator van wetenschap.
Eerder dit jaar schreef ik nog kritisch hoe Mattijs van Nieuwkerk altijd doet alsof hij dom is wanneer één van zijn gasten woorden als “DNA” of “kwantum” gebruikt, maar nu moet ik (schoorvoetend) toegeven dat De Wereld Draait Door goed bezig is met wetenschap. Na twee mooie afleveringen van DWDD University met Robert Dijkgraaf beginnen ze nu in februari met de Wereld Leert Door: dagelijkse interviews met wetenschappers. Ik kan alleen maar zeggen: ga zo door.
De Volkskrant kondigde eind november aan een wetenschapsproject vanaf het begin te gaan volgen. Hiermee willen ze de krantlezer een duidelijker beeld geven van wat wetenschap bedrijven nou precies inhoudt. Ik vermoed dat complexe onderzoeksprojecten die soms 10 jaar kunnen duren niet aan bod komen, maar desalniettemin vind ik het een mooi initiatief.
Slecht:
Een EU-campagne om wetenschap te promoten onder vrouwen, Science: it’s a girls thing, werd een bron voor kritiek. De lippenstiften, hoge hakken en sexy vrouwen vielen zachtgezegd niet in de smaak. Het filmpje werd verwijderd en veelvuldig geparodieerd (zoals deze), en ontstak een reeks van boze blogs, veel van vrouwen. Maar misschien heeft al die aandacht toch wat goeds opgeleverd?
De NOS lag dit jaar zwaar onder vuur van wetenschapsjournalisten. De grote nieuwsgever blunderde meerdere keren door fouten in berichten over wetenschap, en door over gesponsorde onderzoekjes te berichten als “echte wetenschap”. Zo werd een item over social media stress bij jongeren, dat uitgevoerd was door een bedrijf dat trainingen verkoopt, door de NOS als grote ontdekking gebracht. Maar de NOS houdt vast: met 365 fte aan personeel hebben ze géén enkele wetenschapper in dienst, en dat houden ze zo (zie voor uitgebreid commentaarhier en hier.
Mijn voorspelling: in 2013 is wetenschap hot!
Ben ik essentiële projecten vergeten? Deel ze in de comments op Sciencepalooza

vrijdag 4 januari 2013

DE BV IK. DE KEERZIJDE VAN DE PRESTATIEMAATSCHAPPIJ


Verslag van de debatavond op donderdag 29 november 2012 in ForumImages. Het verslag verscheen ook op de website van ForumDwarsdiep 

Door Eva Teuling - In de aankondiging van het debat over de prestatiemaatschappij en de documentaire De BV Ik werd de problematiek duidelijk verwoord: “Voor de twintigers van nu is de maatschappelijke rat race een dagelijkse realiteit. Zij zijn degenen die het de komende tijd moeten gaan maken, moeten presteren en bij de top moeten horen. Want alleen een winnaar verdient succes”. Blijkbaar leeft dit thema onder de opvallend veel aanwezige jongeren bij dit ForumDwarsdiepdebat.
De avond wordt gepresenteerd door Alial-Jaberi, die treffend begint door applaus te vrágen bij binnenkomst. Hij licht het onderwerp nog eens toe: Er wordt van jonge mensen veel gevraagd: jong weten wat je wilt, wat voor carrière je ambieert (deze moet wel  top zijn), en daarnaast mooi, getraind, bereisd en geliefd zijn.

De keerzijde hiervan is de groeiende keuzestress bij jongeren, en het minderwaardigheidscomplex dat “gewone” jongeren hebben tegenover alleskunners. Die alleskunners zijn onderwerp van de documentaire De BV Ik, van Roos van Ees, waar fragmenten van worden getoond.

De BV IK
De intro van de documentaire is veelzeggend. “Status, netwerken en ongeneneerd carriere maken. Scoren of verzuipen. Carrièredrang of -dwang? Wie niet succesvol is, is een sukkel.” Roos, twintig, heeft het gevoel dat ze haar leven aan het verpesten is als ze een gewone student is en gaat op zoek naar succes. In de documentaire komen jonge jongens met bedrijfjes aan het woord, vertelt Eric van Tijn van X-factor dat dergelijke programma’s de vraag naar succes creëren, en wordt Roos steeds onzekerder omdat ze alleen maar succesvolle twintigers ziet, die een inspiratiebron zijn en tegelijk veel druk op haar leggen.

Na afloop stelt Al-Jaberi de vraag wie zich hierin herkent. Een aantal handen gaat omhoog, waaronder die van Gert-Jan, 23. Hij heeft al zes jaar een eigen bedrijf, maar zit nu met een burnout thuis. Rik van twintig herkent zich er minder in, hij snapt de gedachtensprong die Roos maakt - er zijn succesvolle mensen, dus moet ik het ook zijn – niet, en ervaart minder druk.
Al-Jaberi introduceert de gasten. Eerst Arjen van Veelen, die klassieke talen studeerde en het boek Over Rusteloosheidschreef (een hoofdstuk, over facebook, is hier te lezen). Hij zegt dat rusteloosheid van alle tijden is, maar dat met sociale media de intensiteit veel hoger ligt dan vroeger. Ook Roos van Ees (documentairemaakster en student filosofie) is aanwezig. Al-Jaberi vraagt haar hoe ze zich nu voelt, na de documentaire. Ze zegt dat ze niet dé oplossing heeft gevonden, dat ze nog steeds gebukt gaat onder keuzestress, of levensfaalangst, zoals zij het noemt. Maar wel heeft ze meer waardering van zichzelf, die eerst te veel afhing van waardering van anderen.

Nu is ze heel trots op iets wat ze heeft gedaan: de documentaire maken. De derde gast is Henk Pijlman (bestuursvoorzitter van de Hanzehogeschool). Hij onderstreept dat hij dergelijke problemen tegenkomt bij zijn studenten, maar ook dat ze van alle tijden en alle generaties zijn. Hij, als 58-jarige, zegt dat je eerst geleefd moet hebben om zelfvertrouwen te krijgen, en dat hij nu vaker kan zeggen: dit is niets voor mij, laat maar zitten. “Maar daar heb je levenservaring voor nodig.”

Levensfaalangst
Al-Jaberi vraagt Roos om een betere beschrijving van levensfaalangst. Volgens haar is haar leven een “opgave”, waarin ze alles goed wil doen en niets wil missen, vooral nu, want straks is te laat. Maar wat haar doel is, wanneer ze kan zeggen dat ze geslaagd is, kan Roos niet goed verwoorden. Het is te abstract, en daar zit een deel van het probleem. Al-Jaberi vraagt zich af of geluk niet eigenlijk een continuüm is, waarin je aan de ene kant heel erg jezelf kunt zijn, en aan het andere uiterste een soort Noord-Korea ligt waarin alles wat je doet je door hogerhand wordt opgelegd?

Pijlman denkt dat hier wat waarheid in zit, en benadrukt dat levenskunst ook bestaat uit relativeren. Waar in de documentaire ‘ik’ centraal staat, mist hij in de omschrijving van de problematiek de binding van het individu met de omgeving. Hij zou graag zien dat deze jongeren het leven wat minder zwaar maken, met meer humor.

De prestatiemaatschappij
Uit de zaal komt de vraag waar eigenlijk de relatie met de prestatiemaatschappij is. Pijlman bedoelt dat de maatschappij veel druk oplegt, zoals ouders die van hun kinderen “sterretjes” maken, ex-topsporters die uitgepoept worden door de maatschappij. Ook wordt door de crisis en de korte studietijd veel druk gelegd op jongeren om gelijk goed te kiezen. Roos denkt dat de druk om je eigen succes te creëren komt uit de gedachte dat prestatie uit JOU komt, en dat alleen JIJ je eigen geluk maakt. Maar de vraagstelster is niet tevreden, ze vraagt zich af of die cultuuromslag er echt is, of dit eigenlijk gewoon is wat we willen?

Roos benadrukt dat er inderdaad sprake is van een luxeprobleem, maar dat haalt volgens haar het probleem niet weg. Pijlman vindt de prestatiemaatschappij niet per definitie slecht. Hij vindt het goed om jezelf te stimuleren, zowel voor jezelf als voor de maatschappij. Maar als je steeds maar blijft vergelijken met anderen, dan gaat het niet goed. Ja, benadrukt Roos, de definitie van succes is wel aan verandering of herziening toe.

Succes en vergelijken
Al-Jaberi vraagt zich af of inderdaad de inhoud van succes niet problematisch geworden is. Van Veelen onderstreept dit met een voorbeeld: vroeger ging je een rondje joggen, maar nu gebruikt iedereen een app met statistieken,  en kun je afloop je prestaties tonen via Facebook. Daardoor kun je je met iedereen vergelijken en dat zorgt voor druk. Dat kan een probleem worden wanneer hardlopen een prestatie wordt waarin je beter wilt zijn dan je buurman. Dat vergelijken is verslavend.

Volgens Roos is het is een menselijke eigenschap om gezien te willen worden, maar is dat tegenwoordig veel gemakkelijker door sociale media. En falen is not done (er is nog steeds geen dislike knop op Facebook). Al-Jaberi vraagt de zaal wie er bewust aan zijn public image werkt. Veel mensen doen dat, maar een dame uit de zaal benadrukt dat we ons vroeger ook beter voordeden dan we waren, maar dat image-building nu is veel gemakkelijker is. Vroeger, in een klein dorp, was het niet zo moeilijk om in iets het beste te zijn, maar nu moet je je met honderden mensen vergelijken. Lijden we niet aan een vergelijkingsmaatschappij in plaats van aan de prestatiemaatschappij? Juist doordat er zo veel mogelijkheden zijn om jezelf te vergelijken met anderen, kunnen mensen ongelukkig worden.

Aanpassen aan de norm
Roos ontving veel reacties op haar documentaire. Ze noemt één voorbeeld: een man van 33 die altijd gebrek aan ambitie had gehad, en altijd overal laat mee was (van fietsen zonder zijwieltjes tot afstuderen). Zijn faalangst is zo groot dat hij nergens meer aan begint. Hij heeft geen studie afgemaakt en werkt in de horeca, en is daar eigenlijk wel tevreden mee. Maar hij merkt dat hij wordt afgeschreven als niet-succesvol. Al-Jaberi vraagt zich af of social media juist niet het conformisme stimuleert, en ons steeds meer richting de Noord-Korea kant van het continuüm duwt, terwijl we denken dat we heel individueel bezig zijn.

Pijlman benadrukt het relativeren weer, we moeten volgens hem onze eigenwaarde zoeken en accepteren dat het leven niet alleen maar succes geeft. Door social media ontstaat een globalisering van het individu waarin Nederland concurreert met China, en mensen moeten zich daarin aanpassen en elkaar leren daartegen te wapenen. Wees wél ambitieus, maar relativeer alsjeblieft. Roos zegt dat ze zich aan de ene kant wil aanpassen aan een te hoge en diffuse norm, terwijl ze aan de andere kant juist eigen wil zijn. Ze weet dat ze zich eigenlijk niet moet meten aan dat kleine groepje heel succesvolle mensen, waardoor ze zich ongelukkig voelt.
Pijlman vertelt over een MBO-leerling, die in een filmpje trots zegt dat hij automonteur kon worden. Dit is tegenstrijdig met ons gevoel van meer, beter, hogerop. We zouden veel meer aan dit soort zelfvertrouwen moeten werken, volgens hem. Roos antwoordt dat juist voor jonge mensen het succes willen hebben ingebakken zit. Pijlman wordt bijna boos en houdt haar een spiegel voor: “Ze heeft een documentaire gemaakt, voor de VPRO zelfs, en ze ziet haar eigen succes nog steeds niet? Ze is succesvoller dan 98% van de wereld!” De zaal reageert met applaus.

Tegenreactie: minder presteren?
Uit de zaal komt de vraag of er geen tegenreactie ontstaat, een zoektocht naar ruimte om minder te presteren en ook gelukkig te zijn. Er is, zeker in de crisis, niet genoeg ruimte voor iederen om te presteren. Mag je ook een middelmatige functie accepteren en daarin blij zijn? Pijlman is blij met deze reactie, maar werpt tegen dat er wel degelijk ruimte is voor iedereen om te presteren. Als je tevreden bent als automonteur moet je de lat niet hoger leggen, maar willen presteren in wat je doet. Deze relativering wordt benadrukt door iemand die zich afvraagt waarom, als we het hebben over de prestatiemaatschappij, we altijd over de toekomst praten.

Ook nu, vandaag moet je presteren, juist met wat je doet. Iemand anders uit de zaal verwijt Roos dat haar documentaire vrij subjectief is, dat haar idee van prestatiegerichte twintigers wordt bevestigd door de voorbeelden die ze heeft gezocht. Zijzelf komt vaak genoeg mensen tegen die het anders doen, de documentaire schetst maar één kant van het verhaal. Van Veelen benadrukt dit, maar de gewone mensen die het rustig aan doen en lanterfanten zie je niet zo snel op tv, die worden niet zo snel beroemd. Maar die zijn er wel degelijk.

Roos benadrukt dat een waardevol beroep uitoefenen ook belangrijk is. Al-Jaberi  brengt in dat in Finland onderwijzers en verpleegsters meer verdienen, en daar meer mensen dat willen doen. Daar wordt tegen docenten opgekeken, terwijl, volgens Roos, hier docenten gezien worden als mensen die eigenlijk iets anders wilden doen. Pijlman wordt bijna boos, en zegt dat mensen die denken dat docenten geen ambitie hebben zich moeten schamen. En, volgens hem moet succes veel verder gaan dan werk. Het gaat ook om succes in het leven, in relaties, in andere activiteiten, dat net zo sterk moet tellen als werk.

CV-building en vroege keuzes
We gaan weer naar “De BV Ik”. Roos vertelt hierin dat ze heel ambitieuze meisjes heeft gesproken, met allemaal perfecte cv’s, maar niet één zegt dat ze een bestuursfuncties heeft gedaan voor het cv, maar omdat ze het leuk vonden. Een meisje vertelt dat ze alles in één keer goed wil doen. Ze is echter wel bang dat het te ver zal gaan, dat de volgende generatie het misschien nog moeilijker krijgt, en vraagt zich af of je dan niet al op je zestiende al aan cv-building moet gaan beginnen. Dat lijkt haar toch niet goed.

Al-Jaberi vertelt dat op de hogeschool waar hij lesgeeft werd besproken om misschien geen research skills en kritisch denken aan de studenten te onderwijzen omdat de de arbeidsmarkt dat niet wil. Hij schrok daarvan en vraagt zich af of het niet het onderwijs is dat de mensen onder druk zet. Pijlman zegt dat het onderwijs juist nog nooit zo veel kansen geboden heeft. Er zijn steeds meer mogelijkheden zoals stages, minors, buitenlandervaring. Al-Jaberi vraagt zich echter af of we die mogelijkheden niet overschatten, omdat juist in deze tijd mensen op steeds jongere leeftijd een keuze moeten maken: op school al vroeg een profiel, op de universiteit in één keer de juiste studie omdat er geen geld is voor een tweede... Worden we niet te snel in een hoek geduwd?

Pijlman vindt ook dat het huidige beleid veel te veel bij studenten neerlegt en dat dat niet goed is. Dat in Nederland heel vroeg keuzes gemaakt moeten worden klopt, veel eerder dan in andere landen. De “middenschool” uit de jaren zeventig is er nooit gekomen, maar misschien was dat wel goed geweest.
Reacties uit de zaal beamen dat studenten het inderdaad steeds moeilijker krijgen, en mensen zijn bang dat er studenten zullen wegvallen. Daarbij ligt de focus ook steeds meer op professionalisering, en is de tijd voor persoonlijke ontwikkeling en reflectie weg. Roos illustreert dat met haar eigen schoolkeuzes toen ze vijftien was. Ze moest overtuigd worden met verhalen over “wat kan ik ermee worden”, maar welke waarden belangrijk zijn weet een vijftienjarige nog helemaal niet. Dus heeft zij drie profielen gedaan, om de keuze open te houden. Pijlman benadrukt nog maar eens dat het beleid een beperking zal worden, dat het niet redelijk is om geen tweede studie meer te kunnen doen.  

Gemeenschapsszin
Iemand in de zaal vraagt zich af of er vrijheden zijn die we hebben verworven door het tegenhouden van de middenschool, die we nu weer kwijt willen. Roos denkt niet dat beperken van keuzes de oplossing zal zijn. Wel ziet ze steeds meer mensen die op zoek zijn naar nieuwe vormen van gemeenschapszin, juist in een individualistische samenleving. Al-Jaberi vraag zich af of mensen die steeds meer op zoek zijn naar gemeenschap zich realiseren dat in de huidige markteconomie leven in een gemeenschap niet meer mogelijk is. Roos denkt dat het juist om het persoonlijke niveau gaat, om individuele contacten met mensen. Ook zo kun je verbintenissen aangaan en gemeenschapszin creëren.
Gert-Jan van 23 wordt om reflectie gevraagd. Hij denkt aan wat Pijlman vertelde: dat hij, 58, kan zeggen: “Dit is niet voor mij weggelegd”. Dat moeten twintigers beter leren, volgens Gert-Jan. Pijlman benadrukte ook dat het niet erg is om verkeerde keuzes te maken, twintigers moeten leren dat ze daarna nog tijd hebben om dat goed te maken. Sinds zijn zeventiende is Gert-Jan alleen bezig geweest met zijn bedrijf en presteren, en nu voelt hij het moeten ontslaan van mensen als heel hard falen. Maar hij realiseert zich ook dat hij nog wel zeventig jaar heeft om daar overheen te komen. Pijlman drukt hem op het hart dat vallen en opstaan bij elkaar horen, maar dat mensen ook plezier moeten maken. Nu. Dat moeten jongeren veel meer leren om het probleem niet zo zwaar te maken.

Hoe lossen we de problemen op?
Al-Jaberi wil een happy end en vraagt de zaal: hoe lossen we de problemen op? Verschillende mooie ideeën passeren de revue. Iemand uit de zaal vertelt hoe breed ontwikkelen helpt: als hij iemand ziet die succesvoller is, denkt hij: “maar ik kan beter pianospelen”. Maar als hij iemand ziet die heel goed kan pianospelen, denkt hij: “ach, ik kan beter schaatsen”. Dat maakt gelukkig. Roos ziet een oplossing in met veel mensen contacten leggen.

Een student geneeskunde vertelt dat hij druk voelde omdat al zijn studiegenoten iets naast de studie deden (sport, tweede studie, vrijwilligerswerk), en dat hij dat allemaal wilde doen. Toen hij erop gewezen werd dat niet alles nú hoeft, maar bijvoorbeeld ieder jaar iets anders, was dat een eye-opener. Een muzikant vertelt hoe hij alleen zocht naar waardering van mensen uit de muziek, maar zich realiseerde dat wat zijn moeder vindt eigenlijk ook belangrijk is.

Een andere oplossing is om te beseffen dat steeds meer willen presteren geen lineaire beweging is, en dat er steeds meer aandacht is voor mensen die de andere kant opzoeken, het rustiger aan doen, weggaan van de social media (unfrienden was een tijdje een trend). Pijlman reflecteert dat de avond eigelijk om een zingevingsvraagstuk ging, en benadrukt nogmaals dat gemeenschap, relaties en plezier belangrijk zijn in het leven.
Voor de echte afsluiting is er nog een moment voor reflectie door de sprekers. Van Veelen wil afsluiten met een vraag: hoe kijken we terug op deze avond over tien jaar? Hebben we dan nog wel tijd voor reflectie? Nemen we niet te veel tijd om zo veel over onszelf na te denken? Hij denkt dat dit wel minder kan. Roos zegt dat ze goed is in het creëren van haar eigen ongeluk, maar dat ze juist uit kleine dingen geluk moet halen, verbintenissen aangaan met andere mensen, en samenwerken. Pijlman sluit af met de gedachte dat een mens meer is dan zijn prestaties, en alleen maar mens kan zijn in een gemeenschap.
Kortom, een interessante, interactieve avond met een jong en betrokken publiek. Door de reflecties van de oudere en wijzere Pijlman realiseren zij zich hopelijk dat ze hun problemen niet te zwaar moeten maken, en met een dosis humor in het leven moeten staan.