zondag 20 mei 2012

Stop de onzinberichten over voedingsmiddelen

Stop de onzinberichten over voedingsmiddelen

In maart verscheen het persbericht met de titel 'Regular chocolate eaters are thinner'. Daar hadden (wetenschaps)journalisten wel oor naar. Het onderzoek werd in talloze media aangehaald – op de ene plek wat subtieler dan op de andere - en op twitter stond het dagenlang bol van blije vrouwen.

De werkelijkheid, uitgeplozen door een Amerikaanse arts en blogger, was anders. Het ging om dikke mensen, waarvan gevraagd werd hoeveel ze consumeerden van bepaalde voedingsmiddelen, waaronder chocola. Ook werden BMI en lichamelijke activiteit gemeten, werd wat statistiek op de data losgelaten, en bleek dat de dikkerds die chocolade aten net iets minder dik waren. Beroepscriticus Hans van Maanen schreef hierover al in de Volkskrant dat het ‘onderzoek dunner was dan de chocolade-eters’, maar of deze nuancerende opmerkingen zijn gehoord valt te betwijfelen, aangezien de positieve berichten over chocolade talrijker en makkelijker toegankelijk waren dan de nauwkeurigere beschouwingen. 

Voedingsonderzoek
Dit is niet de eerste wankele voedingsclaim waarover uitgebreid wordt geschreven in de media. Voedingsonderzoek is hot, want we willen allemaal weten waarom sommige mensen nooit een grammetje aankomen, terwijl anderen al dik worden door alleen maar naar een gebakje te kijken. Of waarom Japanners minder vaak kanker krijgen dan Amerikanen. En waarom Fransen met hun vette eten en flinke hoeveelheden wijn (de French paradox) toch gezond oud worden. Voedingswetenschappers doen overal ter wereld onderzoek om dergelijke vragen te beantwoorden. In grote bevolkingsonderzoeken houden ze precies in de gaten wat mensen eten en bepalen ze dingen als gewicht, BMI, bloeddruk, bloedsuikerwaarden, het voorkomen van ziektes en algemene gezondheidsstatus. Bij andere onderzoeken krijgen proefpersonen een bepaalde soort boter te eten, dagelijks een probiotisch drankje te drinken, of speciale voedingssupplementen, en wordt het effect daarvan gemeten.

De onderzoekers hopen daarmee verschillen aan te tonen tussen mensen die veel of weinig chocola eten, van radijsjes houden of juist niet, wekelijks vis eten of nooit, de boter met of zonder dat speciale vetzuur te hebben gegeten, en ga zo maar door. Wie veel mensen observeert en veel metingen doet vindt altijd wel ergens een verschil, wat de onderzoekers dan natuurlijk graag publiceren. Enthousiaste persafdelingen maken daar vervolgens mooie persberichten bij, wat leidt tot ongenuanceerde koppen als “Chocola eten maakt dun“, Vis verkleint de kans op darmkanker”, “Stof in appels en uien voorkomt bloedprop”, “Zwarte peper als vetbestrijder” en “Knoflook effectiever dan antibiotica”.

Biologische mechanismen
Meestal zijn de effecten van de voedinsgmiddelen helaas echter niet zo zwart/wit als ze in de media worden weergegeven. Vaak gaat het om stoffen uit voedingsmiddelen, die in laboratorium-condities inderdaad bepaalde effecten hebben. Dit zijn belangrijke stappen om te kunnen begrijpen waarom knoflook zo gezond is, en er is hoop dat zo´n bevinding uiteindelijk kan leiden tot toepassingen. Maar zo ver is het meestal nog lang niet. Het kan best waar zijn dat knoflook gezond is, maar via welk biologisch mechanisme dat in een heel lichaam werkt is vaak nog behoorlijk onduidelijk. Welke gezonde stoffen in voedingsmiddelen hun claims kunnen waarmaken is samengevat in deze mooie infographic.

Wankele claims als harde waarheden
Toch komen wankele claims als een harde waarheden in de krant. Een nieuwe hoogleraar Moleculaire Voeding van de Wageningen Universiteit, professor Sander Kersten, heeft hier kritiek op. Hij moppert niet zozeer op de journalisten die zulke artikelen schrijven, maar op de wetenschappers zelf. In zijn oratie roept hij zijn collega´s op terughoudend te zijn met het schrijven van te positieve persberichten over voedingsonderzoek waarvan het biologische mechanisme nog niet duidelijk is. Hij wil voorkomen dat de voedingswetenschappen een slecht imago krijgen door onjuiste, of slechte voedingsclaims die breed worden uitgemeten in de media. Onderzoekers zouden beter moeten nadenken wat wérkelijk de biologie is achter de verbanden tussen een voedingsmiddel en een gezondheidsaspect, voordat ze een jubelend persbericht de wereld insturen. Door openlijk met de boze vinger naar de onderzoekers te wijzen hoopt hij toekomstige chocolade-onzin te voorkomen.  

Meestal krijgen journalisten de “schuld” van ongenuanceerde berichtgeving in de media en het klakkeloos overschrijven van persberichten. Maar in een tijd van waarin nieuws vaak gratis is en de snelste website de meeste lezers krijgt, hebben alleen journalisten van kwaliteitskranten de tijd om onderzoek goed door te lichten. Zo komen slechte voedingsclaims met chocoladeletters op het internet te staan, en leest slechts een selecte groep mensen de genuanceerde waarheid in een betaalde krant. Als, zoals Kersten voorstelt, onderzoekers met dit in hun achterhoofd iets langer nadenken voor ze een kop boven een persbericht schrijven, kan er een hoop onzin in de media voorkomen worden.

Dit artikel verscheen op VK opinie voor Sciencepalooza. 

donderdag 10 mei 2012

Worden vrouwen ooit sneller dan mannen?


In 2004 werd voorspeld dat in de toekomst vrouwen sneller zouden zijn dan  mannen op de 100 meter sprint (zie bijvoorbeeld hier). Dit zou gebeuren op of nabij de Olympische Spelen van 2156: de vrouw in kwestie zou de 100 meter in 8,079 seconden afleggen, tegenover een man in 8,098 seconden. Een miniscuul verschil maar genoeg voor een grote overwinning van het vrouwelijke geslacht. Dit werd voorspeld omdat de toptijden van vrouwen de afgelopen jaren sneller gedaald waren dan de mannelijke toptijden. Als deze trend voort zou zetten, zouden dus in 2156 de eerste vrouwen de mannen voorbij lopen. Het onderzoek werd toen al met de nodige scepcis ontvangen, en er verschenen al meerdere studies die lieten zien dat het de verschillen tussen mannen en vrouwen niet steeds kleiner werden, maar deze "gender gap” aan het stabiliseren is (zie bijvoorbeeld een commentaar op de website van Nature). 

Ook onderzoekers van de faculteit Economie uit Maastricht geloofden niet dat vrouwen ooit sneller zullen worden dan mannen. Zij bekeken het verkleinen van de “gender gap” echter vanuit een heel andere persperctief: de economie. De onderzoekers selecteerden tien sportonderdelen waarin het verschil in prestatie tussen mannen en vrouwen de afgelopen decennia duidelijk kleiner is geworden: 100 meter sprint, 800 meter sprint, de marathon, hink-stap-sprong, polsstokhoogspringen, verspringen, hoogspringen, 100 en 1500 meter zwemmen (vrije slag) en 500 meter schaatsen. Ze berekenden bij al deze onderdelen de “Gender World Record Ratio” (GWRR) – de verhouding tussen de mannentoptijd en de vrouwentoptijd (of de vrouwenafstand en de mannenafstand bij ver- en hoogspringen).

De onderzoekers ontdekten een patroon in de snelheid van de vrouwelijke inhaalslag bij verschillende onderdelen, er waren twee duidelijk verschillende trends waar te nemen. Bij zes onderdelen (100 meter sprint, hoogspringen, verspringen, en de zwem-en schaatsonderdelen) verliep de GWRR-toename volgens een rechte lijn, die de afgelopen jaren afvlakt. Bij de vier andere onderdelen, (800 meter sprint, hink-stap-sprong, marathon en polsstokhoogsrpingen) zagen de onderzoekers dat de toename van de GWRR-ratio verliep volgens een S-vormige curve: de inhaalslag van de vrouwen verliep eerst heel snel, en vlakt daarna ook af (zie in onderstaand plaatje).

  
Figuur 1 van het artikel: links een lineaire toename van de GWRR, rechts een S-vormige curve, in beide curves is de afvlakking duidelijk te zien.

Dit verschil tussen een lineaire en S-vormige toename is volgens de onderzoekers economisch te verklaren. Bij veel sporten heeft het namelijk behoorlijk lang geduurd voordat vrouwen mee mochten doen met de olympische spelen. Marathonlopen, bijvoorbeeld, werd pas in 1984 een Olympisch onderdeel voor vrouwen, de hink-stap-sprong in 1996 en polsstokhoogspringen pas in 2000. Dit zijn precies de onderdelen die een S-vormige toename in GWRR laten zien. Pas jaren na de sociale acceptatie van deze sporten voor vrouwen werd de snelle toename geobserveerd.

De onderzoekers maakten vervolgens een “human capital model”, dat in de economie veelvuldig wordt gebruikt om salarisverschillen tussen mannen en vrouwen te verklaren. Dit houdt in dat pas als het sociaal geaccepteerd wordt voor vrouwen om deel te nemen aan bepaalde activiteiten (zoals betaald werk, of een marathon lopen), er eerst slechts een aantal vrouwen dit echt gaat doen. Pas later volgt de grotere massa. Er is investering (“human capital”) van een hele groep nodig is om tot een topprestatie van één persoon te komen. Daarom zijn er meerdere jaren nodig om de werkelijke inhaalslag te voltooien. In het geval van sport kun je denken aan specifieke trainingsprogramma’s voor vrouwen, wetenschappelijk onderzoek naar prestaties van vrouwen en toeapassing hiervan in de training. Zo duurt het dus vele jaren nadat de eerste vrouw een marathon loopt, voordat vrouwen over de hele linie beter gaan presteren.

De onderzoekers berekenden aan de hand van dit model hoe lang het zou duren na het toestaan van een sport voor vrouwen tot er nieuwe wereldrecords gebroken zouden worden. Voor het polsttokhoogspringen komen ze precies uit bij de jaren die het duurde van de invoering van de sport voor vrouwen tot het afvlakken van de S-curve, kortom, het moment dat de GWRR-ratio niet meer verder toeneemt.

Dus, concluderen zij, nu de sociale verschillen tussen mannen en vrouwen bij de meeste sportonderdelen zijn weggevallen en er genoeg jaren overheen zijn gegaan voor vrouwen om zich optimaal te ontwikkelen, zullen de verschillen tussen mannen en vrouwen niet meer kleiner worden. Dus in 2156 zal er gewoon een man de 100 meter sprint winnen, helaas.

Lees het originele artikel hier en het persbericht van de Universiteit van Maastricht hier.

Dit artikel verscheen in de Tribune, het clubblad van triatlonvereniding GVAV te Groningen en op Sync