Klaar voor de start.... af!... stop! Valse start! Bij atletiekwedstrijden liggen de finishtijden van atleten soms zo dicht bij elkaar, dat milliseconden het verschil kunnen maken tussen winnen of verliezen. Als een sprinter eerder reageert dan de rest, heeft deze een grotere winkans; daarom zijn er strenge regels voor valse start, gebaseerd op onderzoek naar wat de snelste reactietijd van een persoon theoretisch zou kunnen zijn. Momenteel ligt de grens voor een valse start op 100 milliseconden. Dat wordt gemeten door de kracht die de sprinter uitoefent op het startblok, als die kracht binnen 100ms groter dan 25kg is, heeft de atleet eerder gereageerd dan theoretisch mogelijk is, en moet er opnieuw gestart worden.
Deze regels, die gelden voor zowel mannen als vrouwen, zijn opgesteld door de International Association of Athletic Federations (IAAF). Deze “snelste reactietijd” is gebaseerd op een studie uit 1990, met 8 Finse mannelijke sprinters, geen van alle Olympische atleten. Tijd om deze regels nog eens te heroverwegen, vond een groep wetenschappers uit Michigan. Want is 100ms wel echt de snelste reactietijd bij echte Olympische sprinters? En zijn hierin verschillen tussen mannen en vrouwen op te merken?
Om dit te onderzoeken analyseerden ze de reactietijden van sprinters tijdens de Olympische Spelen in Beijing. Deze gegevens worden gemeten door apparatuur in de startblokken, en zijn voor iedereen vrij toegankelijk. Ze bekeken de reactietijden van de 100, 200 en 400 meter sprint en de 100/110 meter horden, van zowel mannen als vrouwen, totaal goed voor gegevens van 826 sprints. De snelste reactietijden van mannen en vrouwen verschilden een beetje, bij mannen 118 ms en bij vrouwen 131 ms, maar geen enkele sprinter wist te reageren binnen 117 ms. Een reactie van sneller dan 100 ms is dus zeker een valse start, volgens de onderzoekers.
Echter, de reactietijd van vrouwen is volgens deze metingen langer dan bij mannen, terwijl ander onderzoek had laten zien dat vrouwen sneller reageren op geluiden (het startschot). En omdat vrouwen over het algemeen iets kleiner zijn dan mannen moeten de signalen een kortere weg afleggen om een reactie op te wekken, en zou de reactie dus sneller moeten zijn. Toch bleek uit deze analyse het omgekeerde. De onderzoekers vermoeden dat dat komt door de kracht op het startblok die nodig is om het valse-start-signaal te activeren. Vrouwen hebben minder kracht in hun benen dan mannen, dus zullen ze minder snel aan die 25kg komen die nodig is voor het valse-start-signaal.
Aan de hand van biometrische gegevens van spiermassa en -kracht van mannen en vrouwen berekenden de onderzoekers dat in de tijd dat mannen die 25kg halen, vrouwen slechts 19.4kg kracht konden ontwikkelen. Met die kracht zal een startblok geen “valse-start-signaal” afgeven, terwijl het misschien wel een valse start is geweest! Ze berekenden dat het een vrouw minimaal 121 ms zou kosten om die benodigde 25kg kracht uit te kunnen oefenen, dus hebben vrouwen eigenlijk een langere valse-start tijd.
De onderzoekers uit Michigan pleiten nu voor nieuwe regels voor het meten van een valse start bij vrouwen: de 100ms regel kan aangehouden worden, maar wel de drempel voor kracht 22% lager bij vrouwen. Mannen en vrouwen zijn nou eenmaal niet hetzelfde.
On the Implications of a Sex Difference in the Reaction Times of Sprinters at the Beijing Olympics - PlosONE, October 2011 http://bit.ly/t7ydT3
Deze regels, die gelden voor zowel mannen als vrouwen, zijn opgesteld door de International Association of Athletic Federations (IAAF). Deze “snelste reactietijd” is gebaseerd op een studie uit 1990, met 8 Finse mannelijke sprinters, geen van alle Olympische atleten. Tijd om deze regels nog eens te heroverwegen, vond een groep wetenschappers uit Michigan. Want is 100ms wel echt de snelste reactietijd bij echte Olympische sprinters? En zijn hierin verschillen tussen mannen en vrouwen op te merken?
Om dit te onderzoeken analyseerden ze de reactietijden van sprinters tijdens de Olympische Spelen in Beijing. Deze gegevens worden gemeten door apparatuur in de startblokken, en zijn voor iedereen vrij toegankelijk. Ze bekeken de reactietijden van de 100, 200 en 400 meter sprint en de 100/110 meter horden, van zowel mannen als vrouwen, totaal goed voor gegevens van 826 sprints. De snelste reactietijden van mannen en vrouwen verschilden een beetje, bij mannen 118 ms en bij vrouwen 131 ms, maar geen enkele sprinter wist te reageren binnen 117 ms. Een reactie van sneller dan 100 ms is dus zeker een valse start, volgens de onderzoekers.
Echter, de reactietijd van vrouwen is volgens deze metingen langer dan bij mannen, terwijl ander onderzoek had laten zien dat vrouwen sneller reageren op geluiden (het startschot). En omdat vrouwen over het algemeen iets kleiner zijn dan mannen moeten de signalen een kortere weg afleggen om een reactie op te wekken, en zou de reactie dus sneller moeten zijn. Toch bleek uit deze analyse het omgekeerde. De onderzoekers vermoeden dat dat komt door de kracht op het startblok die nodig is om het valse-start-signaal te activeren. Vrouwen hebben minder kracht in hun benen dan mannen, dus zullen ze minder snel aan die 25kg komen die nodig is voor het valse-start-signaal.
Aan de hand van biometrische gegevens van spiermassa en -kracht van mannen en vrouwen berekenden de onderzoekers dat in de tijd dat mannen die 25kg halen, vrouwen slechts 19.4kg kracht konden ontwikkelen. Met die kracht zal een startblok geen “valse-start-signaal” afgeven, terwijl het misschien wel een valse start is geweest! Ze berekenden dat het een vrouw minimaal 121 ms zou kosten om die benodigde 25kg kracht uit te kunnen oefenen, dus hebben vrouwen eigenlijk een langere valse-start tijd.
De onderzoekers uit Michigan pleiten nu voor nieuwe regels voor het meten van een valse start bij vrouwen: de 100ms regel kan aangehouden worden, maar wel de drempel voor kracht 22% lager bij vrouwen. Mannen en vrouwen zijn nou eenmaal niet hetzelfde.
On the Implications of a Sex Difference in the Reaction Times of Sprinters at the Beijing Olympics - PlosONE, October 2011 http://bit.ly/t7ydT3
Dit artikel verscheen in De Tribune, het clubblad van Triathlonvereniging GVAV te Groningen