vrijdag 21 oktober 2011

Iedereen blij met Open Access


Stel, je bent journalist en wilt iets schrijven over een nieuwe ontdekking. Het artikel waarin dit beschreven staat is gepubliceerd in het toptijdschrift Nature. Als je het artikel wilt downloaden, stuit je op een inlogpagina met de vraag of je dit artikel wilt kopen voor het bedrag van 30 dollar (pay-per-view). En bij het volgende artikel gebeurt hetzelfde. Dan wegen de inkomsten van jouw schrijfsels al snel niet meer op tegen de kosten voor het verkrijgen van de juiste informatie. Als je dan toch je creditcard hebt getrokken en een stuk publiceert, stuiten je lezers die de oorspronkelijke artikelen willen opzoeken, op precies hetzelfde probleem. De lezers die nota bene met eigen belastingcenten voor het onderzoek hebben betaald!

Dure abonnementen

Resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden meestal gepubliceerd in vaktijdschriften, zoals de bekende Science en Nature, en hiernaast zijn er voor elk vakgebied (geologie, biologie, psychologie) nog eens honderden specialistische bladen. Deze tijdschriften zijn in handen van commerciële uitgevers, en om ze te mogen lezen moeten dure abonnementen worden aangeschaft. Voor onderzoekers in rijke landen is dit geen probleem; de universiteiten en instituten waar zij werken hebben abonnementen voor duizenden van deze wetenschappelijke tijdschriften. Maar mensen die niet aan een onderzoeksinstituut verbonden zijn, zoals journalisten, kunnen niet zomaar alles lezen. Ook onderzoekers in ontwikkelingslanden hebben vaak geen toegang, omdat hun universiteit simpelweg geen geld heeft voor al die abonnementen.

Betalen om te lezen of betalen om te publiceren?

Toegankelijkheid van wetenschappelijk werk wordt echter steeds beter. Er is een sterk stijgend aantal van zogenaamde ‘Open Access’ tijdschriften, die al hun artikelen vrij toegankelijk maken, zoals de series van de Public Library of Sciences (PLoS). Verder kunnen ook de artikelen in Nature of Science openbaar gepubliceerd worden onder het ‘Open Access’ stempel. Dit is echter nog lang niet bij alle artikelen het geval, en de reden daarvoor is duidelijk. Commerciële uitgevers van wetenschappelijke tijdschriften zien hun inkomsten slinken als er geen abonnementen meer worden afgesloten. Iemand moet voor het publiceren betalen! Uitgevers leggen deze kosten nu neer bij de auteur (de onderzoeker dus), die voor het openbaar publiceren van zijn gegevens een extra bedrag betaalt. Een kort artikel in Nature publiceren is normaal gratis (als je artikel goed genoeg is), maar met Open Access betaalt de onderzoeker hier bijna 4000 euro voor. Dat is natuurlijk nadelig voor de wetenschapper, die daardoor snel geneigd zal zijn zonder Open Access te publiceren, want voor de meeste van zijn vakgenoten zijn de artikelen toch wel toegankelijk. 

Beleidsverandering van NWO

Eén van de grootste subsidieverstrekkers van Nederland, de Nederlandse Wetenschappelijke Organisatie (NWO) heeft nu haar beleid op het gebied van publiceren aangepast. Wanneer wetenschappers een subsidie ontvangen van NWO, doen zij hun onderzoek met publiek geld. NWO stelt nu verplicht dat de resultaten van dat onderzoek gepubliceerd worden onder het Open Access-stempel, zodat iedereen, ook u en ik dus, deze artikelen kunnen lezen. Ze hebben er zelfs een speciaal potje voor in het leven geroepen, dat wetenschappers kunnen gebruiken om die paar duizend euro extra te kunnen betalen (zie hier).

Het tij op het gebied van Open Access leek echter al gekeerd te zijn: al sinds 2005 is er een explosieve stijging te zien in het aantal tijdschriften met Open Access, en in bepaalde vakgebieden is het toegankelijk maken van gegevens al veel langer gemeengoed.  Voor natuurkundigen bestaat er bijvoorbeeld al sinds 1991 de mogelijkheid om resultaten, nog voordat er een artikel over is geschreven, te delen met andere natuurkundigen. De populariteit van Open Access wordt verder bewezen door het succes van PLoS ONE . Dit Open Access tijdschrift is in 2010 zelfs uitgegroeid tot het grootste tijdschrift ter wereld. Het lijkt een kwestie van tijd voordat alles Open Access is (zie bijvoorbeeld dit commentaar).

Het Open Access beleid van NWO lijkt dus misschien een beetje mosterd na de maaltijd, maar een extra steuntje in de rug voor een betere toegankelijkheid van wetenschap is altijd welkom. En iedereen wordt hier beter van: niet alleen de journalisten, maar ook de wetenschappers zelf. Voor hen verandert er weinig op het gebied van publiceren, maar hun artikelen zijn nu voor iedereen toegankelijk, dus zullen ze meer gelezen worden. Natuurlijk zijn er maar weinig mensen die ‘s avonds op de bank even de laatste Nature zullen doorbladeren, maar voor journalisten en onderzoekers die van minder bedeelde onderzoeksinstituten is vrije toegang tot onderzoeksresultaten essentieel om hun werk te kunnen doen. Ruim baan voor Open Access!

maandag 10 oktober 2011

Wat is een Nerd? En zijn ze wel in Nemo?


Vroeger, lang geleden, toen ik nog op school zat, was Nerd niet bepaald een leuk koosnaampje. Als dat je bijnaam was, dan was je de rest van het jaar een pispaaltje. Zijn hier, op Night of the Nerds jongeren die zich aangesproken voelen door de term Nerd? Anders waren ze toch massaal weggebleven?

Maar eerst: wat is de definitie van een nerd? Of een geek? Wikipedia biedt uitkomst.
Nerd” is een pejoratieve term (scheldwoord, ET) die wordt gebruikt voor mensen die weigeren deel te nemen aan de populaire cultuur van jongeren. Mode en trends worden bewust niet gevolgd vanwege een sterke afkeer van de banaliteit van de grote groep. Sommigen ontlenen hieraan een gevoel van trots en eigenwaarde. Een Geek is een vriendelijke, Engelse benaming voor iemand die gek is op technologie en/of computers. Een 'geek' wordt ook wel gedefinieerd als: een sociale nerd. Gewoon een vriendelijke, techniek-lievende jongere, niet echt negatief. Is Nerd misschien een geuzennaam geworden, zoals de directeur van Nemo suggereert tijdens de VIP-opening van de avond? Is een Nerd tegenwoordig een jongere die gewoon lekker zichzelf wil zijn?

De bezoekers van Night of the Nerds voldoen het meeste aan de laatste definitie. Ze hebben zich zeker niet laten afschrikken door de term Nerd en zijn met velen naar Nemo gekomen om de avond mee te maken. Ik vroeg een aantal mensen of ze vonden of ze aan de definitie Nerd voldeden, en ook waarom ze naar deze avond gekomen waren. Daniël, van 15, staat samen met zijn vader te kijken hoe je geur- en smaakstoffen uit sinaasappelschillen kunt extraheren en kan me dit uitstekend uitleggen. Hij vindt zichzelf zeker geen nerd, al doet hij wel het Natuur en Techniek profiel. Ook Lilith en Camilla, 16 en 15, vinden zichzelf geen nerds. Ze hadden van vrienden gehoord dat het vorig jaar een leuk feestje was, en zijn nu ook gekomen. Ze wachten op nog meer vrienden en hopen er gewoon een gezellige avond van te maken, mét inhoud. Maaike, Christa en Dylan van 14 vinden zichzelf wél Nerds, want ze zitten nou eenmaal op een technasium. Ze vinden dat nerds jongeren zijn die houden van techniek en computers, en zijn het niet eens met de negatieve definitie van een nerd.

Ook zijn er meerdere reisjes georganiseerd naar de Night of the Nerds. Als ik twee mannen aanspreek, die duidelijk wat ouder zijn dan de doelgroep, vertellen ze dat ze docenten Natuur en Techniek zijn van het Ubbo Emmius technasium in Stadskanaal. Provinciegenoten nota bene! Zij zijn met een bus met 58 leerlingen naar Amsterdam afgereisd, als een extra schoolreisje. Een aantal van zijn leerlingen, Elise, Dirk en Mark van 17 en 18 spreek ik later, en zij hebben zeker een leuke avond. Het koken met chemie vonden ze het leukste onderdeel. Ook waren ze nog nooit in Nemo geweest en nemen ze ook de tijd om alle vaste opstellingen goed te bekijken. Hiernaast loop ik een aantal keer Belgische jongeren tegen het lijf. Er blijkt een reisje georganiseerd te zijn van Technopolis, een science center in Mechelen. Laura en Wanda van 17 en 19 vinden het erg tof. Nemo is veel groter dan het Belgische broertje en ze vermaken zich prima. Ook 3 modieus geklede meisjes die zich laten fotograferen tussen de verschillende opstellingen zeggen dat ze zichzelf goed vermaken, en dat de term Nerd niet zo negatief gezien moet worden.

Nemo is gevuld met enthousiaste, gezellige jongeren die houden van techniek en computers, want dat is nou eenmaal leuk. Ik ben erachter, nerd zijn is tegenwoordig stoer.


Dit artikel is live geschreven tijdens de Night of the Nerds, gehouden op 8 oktober 2011 in Nemo, Amsterdam. Zie verder www.nightofthenerds.nl

Knippen en plakken met DNA


De DNA-lounge op de 5e verdieping, daar moet ik als moleculair bioloog natuurlijk heen!  Ik wordt gevraagd mee te doen aan een quizje over synthetische biologie. Niet eerlijk natuurlijk, als moleculair bioloog weet ik alle antwoorden, maar toch win ik een heerlijke cocktail in een reageerbuisje. Jammie. Verder is het gezellig druk in de lounge. Er wordt muziek gedraaid, cocktails gemaakt en spelletjes gespeeld. Spelletjes? We zijn hier toch op een hele serieuze avond?

Een iets diepere blik op het spelletje laat zien dat het wel zeker seriezue business is. Drie jongens, Thijs, Pieter en Mitch van 15 en 16 zijn samen met Eva Brinkman DNA aan het knippen en plakken. Door de goede kaarten te verzamelen kun je je DNA-molecuul openknippen, er een nieuw DNA-stukje tussenzetten en het vervolgens weer dichtplakken. Dit is precies de basis van kloneren, het maken van genetisch gemodificeerde organismen als bacteriën, en de synthetische biologie. Met restrictie-enzymen en ligases, zoals ik dat jarenlang in het lab heb gedaan toen ik nog echt met DNA aan het knippen en plakken was. Brinkman en een vriendin hebben dit spel ontwikkeld toen ze nadachten over innovatieve lesmethodes en geven ook workshops, met hun bedrijfje Biotecture.

Kloneren is niet makkelijk om uit te leggen, maar op deze manier wordt het letterlijk (kinder)spel!


Dit artikel is live geschreven tijdens de Night of the Nerds, gehouden op 8 oktober 2011 in Nemo, Amsterdam. Zie verder www.nightofthenerds.nl

Chocola met gebakken spek.


Eén van de eerste Nerdtalks van de avond wordt gegeven door Cook&Chemist, Jan groenewold en Eke Mariën. Jawel, een kok en een chemicus op het podium. Op de tafel staan pannetjes en ventilatoren. Gaat er gekookt worden? Onder elke stoel ligt ook een goodie-bag, en er wordt al prijgegeven dat daar chocola, wortel en appel in zit. Chocola... daar doe ik het voor! Terwijl het publiek de opdracht krijgt de wortel uit het zakje te halen, wat met veel gekraak gepaard gaat, verspreidt een bodemlucht zich door de zaal... We moeten het worteltje opeten, en inderdaad, deze smaakt wel erg alsof hij nog niet gewassen is. De bodemlucht komt natuurlijk niet van de wortel, maar van het pannetje, waar een druppeltje geconcentreerde bodemlucht in gedaan is. 

Geurige duiven
Hoe kan een beetje lucht je smaak veranderen? Het is toch een gewoon worteltje? Zoals de sprekers uitleggen, geuren zijn heel belangrijk voor je smaak. Ook voor koken is geur is heel belangrijk, sommige koks richten zich zelfs volledig op geuren. Zonder geur smaakt alles anders. Ze geven gelijk ook een truukje mee voor als je iets moet eten dat je niet lust: adem eerst diep in, en eet de gewraakte groenten op zonder te ruiken. Dan zul je het ook bijna niet proeven! Geur geeft ook andere associaties, zoals herinneringen. De oude Romeinen gebruikten geuren al om mensen te verleiden. Door bijvoorbeeld de tafel in te smeren met tijm, smaakte die gebraden lam met tijm een stuk beter. Ook ventilatiebuizen werden gebruikt om geuren te verspreiden, en mensen die die buizen niet hadden, gebruikten hier wel eens duiven voor. Misschien kun je dit thuis ook met kat proberen.

Putlucht in aardbeien?
Maar een geur is niet één ding. Een chemische analyse van een geur levert een hele waslijst aan stoffen op.  Bepaalde geurstoffen komen in verschillende produkten voor. Basilicum is opgebouwd uit steranijs, nootmuskaat, en nog meer. Maar sommige vieze geuren zijn absoluut noodzakelijk voor lekkere dingen. Zoals een geur genaamd “zwart zout”; puur is dit hele vieze putlucht, maar het komt ook voor in aardbeien. Een ander voorbeeld is indole, dit zit in lever maar ook in jasmijn. Koks proberen slim gebruik te maken van geuren door het paren van voedingsmiddelen die geuren gemeen hebben, en zo proberen ze nieuwe gastronomische combinaties te vinden.

Koffieboter
Om geuren in flesjes te krijgen, zoals gebruikt worden bij dit experiment, moeten ze uit de stoffen waar ze vandaan komen halen, extraheren. Dit kan op drie manieren: je kunt dit doen door middel van vetten, geuren laten zich vangen in bijvoorbeeld boter. Ook thuis kun je dit doen: wanneer je boter in hete koffie roert, en die dan laat afkoelen in de koelkast, komt de boter bovendrijven en heb je koffieboter. Dit kun je gebruiken om (koffie)cake te bakken. Een andere manier om geuren te extraheren is door destilleren, en een derde manier is het zelf maken van geuren: synthetiseren. Je bakt spek en er ontstaat gebakken vleesgeur. Dit is een chemische reactie (de maillard-reactie), beschreven door meneer Maillaird.

Terwijl het publiek de appel en de chocolaatjes uit het zakje verorbert worden verschillende geuren de zaal ingespoten. Gebakken spek, basilicum rozemarijn, lavendel, mint, en inderdaad, ieder stukje chocola smaakt heel anders als je er een andere geur bij hebt. Kortom, geur is heel bepalend voor je smaak. Niets smaakt hetzelfde zonder geur. Ik ben blij dat het buiten de zaal gewoon weer nergens naar ruikt, want de combinatie van gebakken spek, lavendel en chochola gaf me toch een enigszins raar gevoel in mijn maag. 

Dit artikel is live geschreven tijdens de Night of the Nerds, gehouden op 8 oktober 2011 in Nemo, Amsterdam. Zie verder www.nightofthenerds.nl

woensdag 5 oktober 2011

Zwemmen in Hyde Park

Volgend jaar zullen in Londen de olympische spelen plaatsvinden. Als voorbereiding op de 10km openwaterzwemmen werd in augustus van dit jaar een wedstrijd gehouden op de beoogde zwemlocatie: het wereldberoemde Serpentine Lake in Hyde Park. Er waren flinke discussies opgelaaid over het koude water in het meer: met slechts 19 graden zou ieder verstanding mens een wetsuit aantrekken voor de 10km-lange zwemtocht. Maar dat gebeurt niet tijdens de Olympische Spelen, en normaal zijn zwemmers toch aan wat hogere temperaturen gewend. Op het WK in Shanghai trokken twee Nederlandse lange-afstandszwemmers zich terug voor de wedstrijd van 25 km omdat het water te warm was (30 graden) en de trainers het onverantwoord achtten hierin urenlang hard te zwemmen. Vorig jaar overleed de Amerikaanse zwemmer Fran Crippen na een te warme zwemtocht.

Toeval (of niet) wil dat precies deze twee zwemmers van NZE in Eindhoven, Linsy Heister en Tom Vangeneugden, in de aanloop naar de Olympische Spelen in 2010 meegedaan hebben met een experiment om te kijken wat voor invloed de watertemperatuur op hun lichaamstemperatuur heeft. Zij zwommen enkele uren in water van 27 graden (een normaal zwembad) en van 19 graden (de verwachte temperatuur in Hyde Park) nadat zij een thermometer ter grootte van een pil hadden ingeslikt, om hun kerntemperatuur te meten (zie http://bit.ly/qLEEqR).

In het warme water kwam de kerntemperatuur van beide zwemmers op een hoge 38 graden uit, iets te warm voor een optimale prestatie, waarvoor een temperatuur tussen de 37 en 38 graden gewenst is. In het koude water bereikte Heisters temperatuur óók deze hoge 38 graden, zij bleek dus geen moeite te hebben met de kou. Echter, voor Vangeneugden moest het experiment voortijdig gestaakt worden omdat zijn kerntemperatuur lager dan 33 graden uitkwam, een teken van onderkoeling. Ik hoop, zeker voor de mannelijke zwemmers, op een warme zomer volgend jaar, anders zullen veel mannen problemen krijgen met de kou.

De voorbereidingswedstrijd afgelopen augustus verliep, ondanks het feit dat het water ook slechts 19 graden was, zonder noemenswaardige problemen. De enige obstakels waar de zwemmers last van hadden waren de zwanen, die het maar al te gezellig vonden met al die mensen in het meer. Zelfs de lokstrategie van de organisatie kreeg de beesten niet weg uit het meer. De winnaars leken er weinig last van te hebben (http://bit.ly/o9wcfF).

Dit artikel verscheen in de Tribune, het clubblad van triathlonvereniging GVAV te Groningen

maandag 3 oktober 2011

Slimme meisjes/domme jongens. Of andersom?



Keiharde cijfers van de Inspectie voor het Onderwijs: meer meisjes op het VWO, meer meisjes op de universiteit. Meisjes zijn bezig aan een grote inhaalslag tegenover jongens. Waarom doen jongens het slechter? Ligt het aan de feminisering van het onderwijs? Aan de verschillende ontwikkeling ven het brein (de biologie dus)? Aan de andere stimulans die meisjes krijgen? Aan het huidige onderwijssysteem? Onderwijsdeskundigen en wetenschappers breken zich hier het hoofd over en verhitte discussies over gescheiden onderwijs worden breed uitgemeten in de media.

Tijdens dit eerste Groningse Kenniscafé van het nieuwe seizoen probeert Bart van de Laar antwoord te krijgen op deze vragen van 3 professionals: Roel Bosker, hoogleraar onderwijskunde en directeur van het GION, het Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs, Greetje Timmerman, adjunct-hoogleraar Jeugd als sociaal verschijnsel bij de afdeling Pedagogische Wetenschappen en docent genderstudies aan de RUG; en Hanke Korpershoek, onderzoeker en docent aan de RUG, onlangs gepromoveerd op haar onderzoek naar bètatalent in Nederland. Als zij geen antwoorden hebben, dan heeft niemand ze...

Ondanks de mooiste zomerdag van het hele jaar, zit de zaal goed gevuld. Voornamelijk met professionals uit het onderwijs, zoals blijkt wanneer Greetje Timmerman dit vraagt aan de zaal. Maar ondanks, of misschien juist dankzij, deze achtergrondkennis van het publiek zijn er veel vragen uit de zaal en komt er een goede discussie op gang.

Na een korte introductieifilm (een stukje van de UP-documentaire, over Britse kinderen die iedere 7 jaar geïnterviewd werden over hun toekomstplannen) legt Roel Bosker de 3 determinanten van onderwijssucces uit; namelijk; sexe, ethniciteit en milieu van herkomst. Ondanks de individualisering van de maatschappij heeft nog steeds de omgeving de grootste invloed op schoolkeuze en vervolgonderwijs. De enige manier om dit proces te sturen, volgens Roel Bosker, is door de onderwijsorganisatie aan te passen. In Nederland houden we van orde, en stoppen we graag dingen en personen in hokjes, en dit zie je ook terug in het onderwijs. Vanaf 12 jaar worden kinderen op niveau gescheiden, en op deze manier blijven kinderen dichter bij hun herkomst dan in bijvoorbeeld Scandinavische landen waar de scheiding pas rond het 15e jaar wordt gemaakt.

Een andere aspect van de structurering van het onderwijs is de profielkeuze. Al in de derde klas, wanneer de meeste leerlingen eigenlijk nog geen idee hebben wat ze willen doen, moet een keuze gemaakt worden die bepalend kan zijn voor een vervolgcarrière. Slechts weinig meisjes kiezen het meeste technische profiel, Natuur en Techniek (NT), waardoor voor hen het volgen van een beta-opleidingen eigenlijk al uitgesloten is. Hanke Korpershoek heeft onderzoek gedaan naar deze keuzes en zij zag dat het voor jongens op die leeftijd heel normaal is om een NT profiel te kiezen, ook al zijn ze niet eens zo goed in beta-vakken. Meisjes daarentegen, kiezen dit profiel alléén als ze echt heel goed zijn in wiskunde. Waar heeft dit mee te maken? Is het zelfvertrouwen van meisjes kleiner? Zijn jongens nonchalanter in hun keuzes en denken ze dat ze het wel kunnen? Of ligt het aan de grote media-aandacht voor deze jongens-meisjes verschillen? Hanke Korpershoek vermoedt dat inderdaad de aandacht van de media deels het verschil in stand houdt. Het lijkt er echter wel op dat meisjes de keuze voor zo’n profiel bewuster maken, omdat van de NT-leerlingen procentueel meer meisjes dan jongens ook echt een bèta-studie vervolgen.

Greetje Timmerman denkt dat groepsdruk zeker de profielkeuze kan beïnvloeden. Niet alleen van medeleerlingen, ook leerkrachten kunnen onbewust het verwachtingspatroon onderstrepen doordat ze niet snel zullen denken dat meisjes goed zijn in bèta-vakken. Ook is volgens Timmerman de profielkeuze op zo’n jonge leeftijd vaker een negatieve dan een positieve keuze: jongens kiezen niet wat ze niet leuk vinden (talen), dus NT, en meisjes kiezen niet wat ze niet leuk vinden, dus geen NT.

Maar dit is niet iets van de laatste tijd, meisjes zijn altijd beter geweest in talen, jongens altijd beter in rekenen. Het nieuwe is dat momenteel meisjes het VWO en het hoger onderwijs overbevolken. Dit lijkt een wereldwijde trend te zijn. Meisjes zijn hard bezig met een inhaalslag tegenover jongens en worden steeds hoger opgeleid. Hoe dit komt is nog niet duidelijk, komt het omdat er steeds meer vrouwelijke docenten zijn (door de feminisering van het onderwijs)? Greetje Timmerman heeft dit onderzocht en zegt dat er geen verschil is in aanpak van lesgeven tussen mannelijke en vrouwelijke docenten.

De manier van lesgeven dan? Is projectgericht onderwijs, en zelfstandig werken, zoals gedaan wordt in de basisvorming, niet meer iets voor meisjes dan jongens? Dat kan, meisjes zijn veel ijveriger dan jongens, en zullen minder snel “stoer” opscheppen dat ze weinig hebben gestudeerd voor een tentamen. Maar volgens een toeschouwer uit de zaal is deze manier van onderwijs eigenlijk funest voor alle kinderen, zowel jongens als meisjes. Dus of jongens hier meer last van hebben, is niet duidelijk.

Verschil in IQ is er ook niet tussen jongens en meisjes, er is ook geen verschil in spreiding van IQ. Er zijn wel degelijk ontwikkelingsverschillen, bepaald door een verschillende biologie van jongens en meisjes. Helaas durft geen van de sprekers het aan in te gaan op een vraag uit de zaal over hersenverschillen tussen jongens en meisjes. Dat is meer iets voor biologen, vinden ze. Jammer, want als bioloog denk ik dat juist de discussie tussen hersenonderzoekers (biologen) en onderwijskundigen/beleidsmakers kan helpen om de oorzaak van verschillen tussen jongens en meisjes kan blootleggen.

De conclusie van dit eerste Kenniscafé? We weten nog steeds niet waarom meisjes het beter doen dan jongens. Het algemene onderwijsniveau van Nederlanders is vergeleken met andere landen nog steeds goed, dus moeten we er ons eigenlijk wel zo druk om maken? En, zoals Hanke opmerkt, in salarissen of banen later is het verschil in opleidingsniveau niet terug te zien, het lijkt het zelfs andersom te zijn. Mannen verdienen nog steeds meer dan vrouwen, zelfs met een lagere opleiding. Dus wie is hier nu slimmer? Toch de jongens? Over een decennium of twee zullen we zien hoe al deze hoger opgeleide vrouwen, waar we ons nu zo druk over maken, het doen op de arbeidsmarkt. Nu zouden de sprekers een hypothetisch half miljoen voor onderzoek liever gebruiken om manieren te vinden om ongebruikt talent in bijvoorbeeld achterstandsgebieden, beter tot zijn recht te laten komen. Van zowel jongens als meisjes.

Eva Teuling

Voor meer informatie over het Kenniscafe in Groningen: zie de website van Studium Generale