Nynke Dekker is van oorsprong atoomfysicus, en deed promotieonderzoek aan Harvard University in de kwantumfysica. Dat klinkt “heftig” (in haar eigen woorden), maar na haar promotie ontdekte ze de biologie, en het raakvlak tussen de twee vakgebieden, de biofysica. En sindsdien heeft ze nooit meer teruggekeken naar de atoomfysica. Sinds 2002 heeft Nynke Dekker een eigen onderzoeksgroep bij het Kavli Institute of Nanoscience bij de Faculty of Applied Sciences in Delft, waar ze in 2008 als professor werd benoemd.
Wanneer bent u in uw onderzoek over de knie gegaan? Of gaat of ging er wel eens iets heel erg mis?
Toen ik net mijn eigen groep had deed ik zelf ook nog experimenten. Maar na een paar jaar gebeurde het steeds vaker dat ik door onverwachte afspraken, telefoontjes en overleggen helemaal vergat dat ik een experiment had ingezet. En dan was het meestal al te laat. Toen heb ik, met pijn in mijn hart, moeten toegeven dat ik op deze manier alleen maar materialen en tijd verspilde, en nu laat ik het labwerk maar aan mijn groepsleden over.
Wat gaat u morgen doen?
Morgen wordt onze afdeling geëvalueerd voor de jaarlijkse visitatie van alle natuurkunde-afdelingen in Nederland. Er zal een groep binnen- en buitenlandse onderzoekers langskomen, die moeten beoordelen of de afdeling goed werkt. Spannend, maar ook leuk omdat we kunnen laten zien wat er allemaal gebeurt.
En ook komen er studenten langs voor overleg. Mijn onderzoeksgroep bestaat gemiddeld uit zo’n 10 AIO’s en postdocs, een aantal technici en 5-6 studenten. Dit aantal is nog net overzichtelijk, zo kan ik bij alle projecten betrokken blijven. Het lijkt me niet leuk om een groep te hebben die zo groot is, dat ik niet meer weet waar iedereen mee bezig is. Het persoonlijk contact met de studenten vind ik ook altijd erg leuk. Dus ja, ik heb zin in morgen.
Waar gaat uw volgende publicatie over?
Ik hoop op een spoedige publicatie van de toepassing van onze nieuwe magnetische pincetten die de draaiing van DNA direct kunnen meten. Een artikel over deze nieuwe techniek is al geaccepteerd en zal binnenkort verschijnen in Nature Communications.
Hoe draagt u bij aan de innovatie van uw vakgebied?
Ons werk is een continue wisselwerking tussen het ontwikkelen van nieuwe technieken, en vervolgens het toepassen van deze technieken op biologische experimenten. Zoals ook de nanogaatjes – dit zijn kleine gaatjes waar moleculen doorheen getrokken worden om de secundaire structuur van bijvoorbeeld RNA te kunnen ophelderen. Deze techniek hebben we een jaar of 5 geleden ontwikkeld en pas nu kunnen we het echt toepassen om biologische vragen te beantwoorden.
Waarvan ziet u dat het uw lab, of uzelf, belemmert in hun wetenschappelijk werk, en wat zou er moeten veranderen in de wetenschap? Ziet u een politieke oplossing?
De politiek werkt niet mee. De universitaire budgetten gaan steeds verder omlaag, en aangezien ook de afdeling waarop ik werkzaam ben hieruit wordt gefinancierd, zie ik ook problemen ontstaan voor de afdeling. Op een gegeven moment zullen de bezuinigingen te ver gaan. Het aantrekken van buitenlandse wetenschappers naar Nederland zal moeilijker worden: wie wil er nog een groep opzetten in een land waar de universiteit geen opstartmiddelen geeft? In Duitsland is er nog wél budget, dus zullen buitenlandse onderzoekers sneller daarheen gaan. Ik hoop echt dat het tij nog gekeerd kan worden, omdat goed onderzoek belangrijk is voor innovatie.
Welke bijdrage hoopt u of droomt u nog te leveren in uw carrière?
Ik hoop uiteindelijk een bijdrage te kunnen leveren aan een kwantitatief begrip van DNA replicatie in een levende cel. Ook wil ik onze in vitro-technieken in levende systemen toepassen en zo meer en meer het grensvlak tussen natuurkunde en biologie te verkennen. Hiermee kan ik nog jaren vooruit.
Daarnaast zetten we in op veranderingen in het biologie-onderwijs: de afgelopen decennia is de biologie steeds kwantitatiever geworden. Dieren en planten observeren en mooie plaatjes maken is allang niet meer genoeg om een goede bioloog te zijn. Experimenten worden technisch steeds ingewikkelder en onderzoek zoals DNA-sequencing levert enorme hoeveelheden gegevens op. Zo krijgt de biologie steeds meer raakvlakken met engineering, fysica en informatica. Ik hoop dat de biologie-opleidingen deze ontwikkelingen meenemen in hun curriculum, want zonder een goede basiskennis in fysica en (bio)-informatica wordt het steeds moeilijker om je als bioloog staande te houden in de wetenschap van de 21e eeuw.
In mijn eigen groep zijn veel natuurkundigen die een biologische weg in zijn geslagen, maar naar verhouding minder biologen die richting natuurkunde zijn gegaan. Dat ligt volgens mij aan het type wetenschap: natuurkunde is meer gebaseerd op een opstapeling van kennis, waarbij een studie essentieel is om alle concepten te begrijpen, terwijl biologie zich toch makkelijker leent voor het bijleren van losse stukken kennis. Als de concepten van fysica ook in de biologie-opleidingen terecht komen, kunnen veel meer mensen deze weg in slaan. Ik merk dat ik zelf ook veel heb aan mijn technische achtergrond.
Het is zaterdagmiddag, net na lunchtijd. Waar bent u en waar denkt u aan?
Op zaterdag ben ik in de weer met mijn zoontje van 4. Naar de bibliotheek of met Lego spelen. En dan kan ik de maandag erna er weer tegenaan!
Dit interview is gehouden in het kader van de serie "De Jonge Akademie over de Knie" voor sciencepalooza
Geen opmerkingen:
Een reactie posten