donderdag 11 oktober 2012

De Academische Jaarprijs. Een leuke wedstrijd, maar het kan wel beter....

De strijd om de Academische Jaarprijs is in volle gang. Het is jammer dat jonge onderzoekers geen kans maken,  alleen de toppers. Vindt oud-deelnemer Eva Teuling.
Over enkele weken is de finale van de Academische Jaarprijs 2012 – een wedstrijd voor de “beste vertaling van wetenschappelijk onderzoek naar een groot publiek”. In deze zesde editie zitten twee teams van de RUG in de finale. Groningen kende eerder twee succesvolle teams. In 2008 was het team van Sterrenkundige Peter Barthel de winnaar met “Ontdek het onzichtbare heelal”, in 2010 grepen de Genenkrakersnét naast de felbegeerde hoofdprijs.
De Academische Jaarprijs is een goede stimulans om onderzoeksgroepen met creatieve plannen een kans te geven een communicatie-project op te zetten. Maar het kan beter. Meer ruimte voor jonge onderzoekers en bredere media-aandacht kunnen van de Academische Jaarprijs écht een breed gedragen wetenschapsprijs maken.
Tot nu toe wordt voornamelijk geselecteerd op de wetenschappelijke kwaliteit van de onderzoeksgroep. Natuurlijk is het goed om topwetenschap te communiceren, maar de focus hierop leverde veel kritiek op van de universiteiten. De organisatie heeft de structuur van de prijs enigszins veranderd, maar nog steeds is topwetenschap een belangrijk selectiecriterium. Een jonge onderzoeksgroep die een leuk plan wil indienen maakt weinig kans. Slechts gevestigde onderzoekers komen door de eerste ronde.
De projecten die de finale halen zien er altijd professioneel uit. De meeste plannen worden niet in de doorlooptijd van de Academische Jaarprijs, een dik half jaar, uitgewerkt; veel teams zijn al eerder bezig met het uitwerken en soms al uitvoeren van hun plannen. Vaak nemen ze (communicatie)bureaus in de arm of krijgen ze steun van de communicatieafdeling van hun universiteit. Want, hoe professioneler een plan oogt, hoe groter de kans om de felbegeerde finale te halen, zeggen winnaars van de prijs desgevraagd.
Het winnen van de Academische Jaarprijs is niet iets wat je er als onderzoeksgroep even bij doet. Verschillende onderzoekers geven aan dat ze bijna een jaar geen onderzoek hebben kunnen doen. Veel teams nemen een projectcoördinator aan die ze het regelwerk en de contacten met de pers uit handen neemt, maar dan nog hebben de wetenschappers het razend druk. Vaak moet er ook geld bij om alles uit te kunnen voeren. Teams vinden externe geldschieters, vaak al voordat ze gewonnen hebben, en veel universiteiten verdubbelen de prijs van hun team.
De professionalisering van de prijs is een waarborg voor kwaliteit gebleken. Maar tegelijkertijd haalt een onderzoeksgroep de finale niet zonder een waslijst aan toppublicaties, een groot team met veel studenten, veel connecties en de financiële ruimte om een projectleider aan te nemen, waardoor de Academische Jaarprijs een soort wedstrijd tussen topwetenschappers wordt. Dat is jammer, want ook de “gewone” wetenschap is mooi om te communiceren.
Verder zou de prijs gebaat zijn bij meer openheid. Hoeveel geld de teams besteden is onduidelijk, ook bij de organisatie. Wat nu eigenlijk een “succesvol plan” is, wordt nergens gedefinieerd. Ook weet de organisatie niet hoeveel mensen bereikt worden, en hoeveel mankracht nodig is voor uitvoering van een project. Winnende teams hoeven geen verantwoording af te leggen over het geld en het succes van hun project.
Tenslotte. Er moet meer media-aandacht komen. De media-partners van de Academische Jaarprijs, VPRO en NRC, hebben een achterban die vaak al intrinsiek geïnteresseerd is in wetenschap. Het zou juist goed zijn als de organisatie zich meer zou richten op het échte grote publiek.
Eva Teuling (met dank aan Peter Barthel)




Geen opmerkingen:

Een reactie posten